Gerechtshof Arnhem, 23-03-2000, AA5854, 98/00157
Gerechtshof Arnhem, 23-03-2000, AA5854, 98/00157
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 23 maart 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2000:AA5854
- Zaaknummer
- 98/00157
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
WS
Gerechtshof Arnhem
eerste meervoudige belastingkamer
nummer 98/00157
U i t s p r a a k
op het beroep van X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling belastingen van de gemeente Enschede (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de na te melden beschikking.
1. Beschikking en bezwaar
1.1. Bij beschikking van 1 oktober 1997, nr. 1, is belanghebbende ¦ 120 aan kosten in rekening gebracht ter zake van het aanbrengen en verwijderen van een wielklem.
1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de ambtenaar bij uitspraak van 21 november 1997 de beschikking gehandhaafd.
2. Geding voor het hof
2.1. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 5 januari 1998.
2.2. Tot de stukken van het geding behoren het vertoogschrift en de daarin genoemde bijlagen. De nadere stukken die door belanghebbende na de oproeping voor de mondelinge behandeling van 1 februari 2000 door de zevende enkelvoudige belastingkamer per telefax zijn ingediend op 10 januari 2000 en met overeenkomstige toepassing van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in afschrift zijn doorgezonden aan de ambtenaar, zijn met instemming van beide partijen ter nader te noemen zitting aangemerkt als pleitnotities.
2.3. Bij de mondelinge behandeling, na verwijzing van de zaak door de zevende enkelvoudige belastingkamer naar de meervoudige kamer, op 23 februari 2000 te Arnhem zijn gehoord belanghebbende alsmede de ambtenaar.
2.4. De notities van de pleidooien die belanghebbende en de ambtenaar bij de mondelinge behandeling heeft gehouden worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.
3. De vaststaande feiten
3.1. Op 1 oktober 1997 stond het motorrijtuig met kenteken AA-00-BB, waarvan belanghebbende houder was, geparkeerd aan de Parallelweg in Enschede, waar parkeren tegen betaling is toegestaan. Bij controle op die dag om 12.02 uur is gebleken dat parkeerbelasting op aangifte was voldaan voor het parkeren tot 10.31 uur.
3.2. In verband met die constatering is belanghebbende een naheffingsaanslag nr. 2 opgelegd van ¦ 2,50 aan belasting en ¦ 65,- aan kosten ter zake van het opleggen daarvan.
3.3. Aan de voet van het desbetreffende aanslagbiljet is een tekst afgedrukt die onder meer het volgende inhoudt:
Een wielklem kan aan het voertuig worden aangebracht ter verzekering van de betaling van de naheffingsaanslag.
Onder andere een hernieuwde constatering van nalatigheid in de voldoening van parkeerbelasting kan aanleiding zijn een wielklem aan uw voertuig aan te brengen.
3.4. Onmiddellijk na het opleggen van de naheffingsaanslag is aan het voertuig van belanghebbende een wielklem aangebracht.
4. Het geschil en de standpunten van partijen
4.1. Partijen houdt verdeeld, of belanghebbende terecht op de voet van artikel 235, lid 14, van de Gemeentewet de voormelde kosten in rekening zijn gebracht.
4.2. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken.
4.3. Daaraan is mondeling, behalve de inhoud van de voormelde pleitnotities, toegevoegd - zakelijk weergegeven -
4.3.1. door belanghebbende:
4.3.1.1. Hem is duidelijk dat deze beroepszaak is aangebracht onder het tot 1 september 1999 geldende fiscale procesrecht, zodat een schadevergoeding op de voet van de artikelen 8:73 en/of 8:75 van de Awb niet door de belastingrechter kan worden toegekend.
4.3.1.2. Hij heeft bezwaar tegen de aanwezigheid van degene die de ambtenaar tot bijstand meebrengt.
4.3.1.3. Hij heeft de parkeertijd waarvoor hij betaald had overschreden.
4.3.1.4. De ambtenaar moet oorzaak en gevolg goed zien: de wielklem mag worden aangelegd tot zekerheid van de betaling van de naheffingsaanslag. Het is dan niet van belang dat de verschuldigde belasting niet op aangifte is voldaan.
4.3.1.5. Hij kan de bij pleidooi overgelegde bewijsstukken van de ambtenaar nu niet aan zijn eigen gegevens toetsen, maar heeft geen reden om aan te nemen dat die uit de duim gezogen zijn.
4.3.2. en namens de ambtenaar:
4.3.2.1. Hem is geen beleid bekend op grond waarvan Duitsers niet worden geklemd. Wel zullen dezen zich gemiddeld minder vaak in Enschede bevinden en dus gemiddeld minder vaak in recidive vervallen dan eigen inwoners.
4.3.2.2. Bij de tweede keer parkeren zonder betaling binnen twaalf maanden zou geen klem zijn aangebracht. De derde keer is van belang.
4.3.2.3. Eerdere naheffingsaanslagen heeft belanghebbende niet betwist. De invordering daarvan is nooit op moeilijkheden gestuit.
4.4. Belanghebbende verzoekt om vernietiging van de beschikking.
4.5. De ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Volgens artikel 235 van de Gemeentewet is de bevoegdheid tot het aanbrengen van een wielklem gegeven tot zekerheid van de betaling van de naheffingsaanslag.
5.2. De ambtenaar heeft ter zitting beaamd dat de invordering van de door hem genoemde vier eerdere naheffingsaanslagen, waarbij geen wielklem was toegepast, geen moeilijkheden heeft ondervonden, en dat de wielklem niet zou zijn aangelegd indien de onderhavige naheffingsaanslag de eerste of hooguit tweede binnen twaalf maanden zou zijn geweest.
5.3. Onder deze omstandigheden moet het aanleggen van de wielklem en het daarvoor berekenen van kosten worden beschouwd als een middel dat gericht wordt gebezigd om eerst bij herhaalde niet-voldoening van de verschuldigde parkeerbelasting op aangifte alleen die herhaling te bestraffen en verdere herhalingen van die niet-voldoening te voorkomen.
5.4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat in dit geval de wettelijke bevoegdheid tot het aanbrengen van een wielklem is toegepast in strijd met het in het algemeen rechtsbewustzijn levende beginsel van behoorlijk bestuur dat een bevoegdheid niet mag worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij door de wetgever is gegeven.
5.5. De kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem zijn belanghebbende dan ook ten onrechte in rekening gebracht.
6. Slotsom
Het beroep is gegrond.
7. Proceskosten
Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op zijn reis-, verblijf- en verletkosten, begroot op ¦ 295,-.
8. Beslissing
Het gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de ambtenaar alsmede de daarbij gehandhaafde beschikking kosten wielklem;
- gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ¦ 45 te vergoeden;
- veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ¦ 295,-, te vergoeden door de gemeente Enschede.
Aldus gedaan te Arnhem op 23 maart 2000 door mr N.E. Haas, vice-president, mr Matthijssen en mr Kooijmans, in tegenwoordigheid van mr Snoijink, gerechtsauditeur, en Wagener als griffier.
(N.Th. Wagener) (N.E. Haas)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 maart 2000
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt, is een griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.