Home

Gerechtshof Arnhem, 10-03-2000, AA6321, 98-04337

Gerechtshof Arnhem, 10-03-2000, AA6321, 98-04337

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
10 maart 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2000:AA6321
Zaaknummer
98-04337

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

achtste enkelvoudige belastingkamer

nummer 98/04337

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

inspecteur : het Hoofd van de eenheid Belastingdienst/ Particulieren P (hierna: de inspecteur)

beslissing : uitspraak op een bezwaarschrift

navorderingsaanslag : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1996, aanslagnummer H67

mondelinge behandeling : gehouden te Arnhem op 25 februari 2000 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. mr. A. Vellema als griffier

waarbij verschenen : belanghebbende, tot bijstend vergezeld van zijn echtgenote alsmede de inspecteur

gronden:

1. Belanghebbende heeft in 1996 en 1997 deelgenomen aan een zogenoemd piramidespel, dat werd georganiseerd door A BV te *Q. Hij is begin april 1996 aanwezig geweest bij een bijeenkomst van A BV. Belanghebbende heeft enige dagen daarna voor deelname aan het spel een inleggeld voldaan van ƒ 5.000. Belanghebbende heeft nagenoeg wekelijks een trainingsavond voor deelnemers bezocht. Daarnaast ging hij, gemiddeld één maal per twee weken, met adspirant deelnemers naar bijeenkomsten. Hij heeft een groot aantal mensen in de kring van familie, vrienden en kennissen bezocht om hen over te halen ook deel te gaan nemen aan het piramidespel. Uiteindelijk heeft hij zes of zeven mensen weten te bewegen deelnemer aan het spel te worden (de eerste laag). Deze nieuwe deelnemers hebben ook zelf weer nieuwe deelnemers aangebracht (de tweede laag). Belanghebbende heeft zijn eerste nieuwe deelnemer aangebracht in april 1996, de laatste waarschijnlijk in maart 1997.

2. Een deelnemer aan het spel is een zogenoemde kleine ondernemer. Als hij twee nieuwe deelnemers heeft aangebracht wordt hij grote ondernemer. Een deelnemer aan het spel ontvangt van A BV een gedeelte van het inleggeld van nieuwe deelnemers. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van het antwoord op de vraag of de aanbrenger kleine of grote ondernemer is, en of de nieuwe deelnemer uit de eerste of uit de tweede laag komt. Belanghebbende heeft voor 19 nieuwe deelnemers uit de eerste en de tweede laag bedragen van A BV ontvangen. Met een aantal deelnemers heeft hij de afspraak gemaakt dat zij vooralsnog het aan belanghebbende toekomende bedrag niet behoefden te betalen. De inspecteur heeft hiermee rekening gehouden bij de berekening van het nader vastgestelde belastbare inkomen.

3. Het is niet in geschil dat belanghebbende in 1996 uit de deelname aan het piramidespel een positief resultaat - na aftrek van zijn inleggeld - heeft behaald van ƒ 17.000.

4. Belanghebbende heeft gesteld dat ook de overige kosten die hij heeft gemaakt, zoals de entreegelden voor de bijeenkomsten, aftrekbaar zijn. De inspecteur heeft gesteld dat die kosten zijn begrepen in het arbeidskostenforfait dat bij de berekening van de zuivere inkomsten uit arbeid in mindering is gebracht. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij geen hoger bedrag aan aftrekbare kosten dan het toegestane forfait, aannemelijk kan maken.

5. Het in 3. genoemde positieve resultaat moet naar het oordeel van het hof tot belanghebbendes belastbare inkomen worden gerekend en wel als inkomsten uit niet in dienstbetrekking verrichte arbeid. Belanghebbende heeft zijn arbeid naar het oordeel van het hof in het economische verkeer verricht. De door hem genoten opbrengst moet aan die arbeid worden toegerekend. Daar doet niet aan af, zoals belanghebbende stelt, dat hij een deel van de deelnemers uit de tweede laag nooit gezien heeft en niet kent.

6. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij niet heeft geïnformeerd bij de Belastingdienst of de opbrengst uit de deelname aan het piramidespel belast was. Dat sprake zou zijn van schenkingen die onbelast zouden blijven heeft hij slechts van horen zeggen. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de inspecteur de onderhavige navorderingsaanslag in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft opgelegd.

conclusie

Het beroepschrift is ongegrond.

proceskosten:

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.

beslissing:

Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de inspecteur.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 10 maart 2000 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. mr. A. Vellema als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(A. Vellema) (J.P.M. Kooijmans)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 maart 2000

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ¦ 150. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.