Gerechtshof Arnhem, 13-04-2000, AA6614, 99-01598
Gerechtshof Arnhem, 13-04-2000, AA6614, 99-01598
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 13 april 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2000:AA6614
- Zaaknummer
- 99-01598
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
tweede enkelvoudige belastingkamer
nummer 99/1598
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : het groepshoofd beheer en belastingen van de gemeente Doetinchem
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : rioolrechten
jaar : 1998 en 1999
mondelinge behandeling : op 30 maart 2000 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier
waarbij verschenen : de ambtenaar
waarbij niet verschenen : belanghebbende, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen
gronden:
1. Belanghebbende heeft zowel een bezwaarschrift ingediend tegen de hem voor het jaar 1998 opgelegde aanslag in de rioolrechten als tegen de hem voor het jaar 1999 opgelegde aanslag in die rechten. De ambtenaar heeft, ofschoon bedoelde aanslagen niet op één
aanslagbiljet zijn verenigd, de uitspraken op die bezwaren vervat in één geschrift. Daartegen heeft belanghebbende vervolgens het onderwerpelijke beroepschrift ingediend. Om redenen van proceseconomie zal het Hof, nu belanghebbende hierdoor niet wordt benadeeld, voorbijgaan aan de omstandigheid dat de ambtenaar in dezen niet overeenkomstig de formeelrechtelijke voorschriften heeft gehandeld.
2. Sedert 15 februari 1998 huurt belanghebbende een kantoorunit in een kantorenverzamelgebouw te Z. Deze unit is omstreeks 20 maart 1998 door belanghebbende in gebruik genomen. In de kantoorruimte bevinden zich geen sanitaire voorzieningen. Belanghebbende heeft naast het gebruik van de kantoorunit voorts het medegebruik van buiten die unit gelegen toiletgroepen en een pantry. Op grond van de tussen belanghebbende en de verhuurder gesloten huurovereenkomst worden de centrale entree, de gangenstelsels, de pantry’s en de sanitaire voorzieningen in het verzamelgebouw door of vanwege de verhuurder periodiek schoongemaakt.
3. De onderhavige aanslagen zijn gegrond op de Verordening rioolrechten 1998 van de gemeente Doetinchem respectievelijk de Verordening Rioolrechten 1999 van die gemeente (hierna: de Verordeningen). De artikelen 2 en 3 van deze Verordeningen luiden als volgt:
Artikel 2
Belastbaar feit en belastingplicht
1. onder de naam rioolrechten wordt geheven een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een eigendom - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 - ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.
Artikel 3
Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten de geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.
4. Niet in geschil is dat de door belanghebbende gehuurde kantoorunit blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt (artikel 3 van de Verordeningen). Nu in deze unit geen sanitaire voorzienigen aanwezig zijn, kan niet worden gezegd dat vanuit de door belanghebbende gehuurde unit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. In zoverre kan belanghebbende derhalve niet als belastingplichtige voor de onderhavige rechten worden aangemerkt.
5. De ambtenaar betoogt dat belanghebbende via de afvoer van de pantry en via de toiletgroepen afvalwater loost op de gemeentelijke riolering. Hieraan verbindt de ambtenaar de gevolgtrekking dat belanghebbende als belastingplichtige in de heffing van de rioolrechten moet worden betrokken. Deze gevolgtrekking kan naar het oordeel van het Hof echter niet als juist worden aanvaard. De toiletgroepen en de pantry, waarvan belanghebbende het medegebruik heeft, bevinden zich immers in een "onzelfstandig gedeelte" van het kantorenverzamelgebouw (hierop is artikel 3 van de Verordeningen dus niet van toepassing). Nu dat "onzelfstandige gedeelte" door de verhuurder ten gebruike is afgestaan, wordt, zo volgt uit onderdeel b van het tweede lid van artikel 2 van de onderhavige Verordeningen, degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan (te weten de verhuurder) aangemerkt als de gebruiker van dat gedeelte. Mitsdien kan belanghebbende ook in zoverre niet als belastingplichtige voor de onderhavige rechten worden aangmerkt.
6. Uit het vorenoverwogene volgt dat de ambtenaar belanghebbende ten onrechte in de heffing van de rioolrechten van de gemeente Doetinchem heeft betrokken.
7. Het beroep is gegrond. De onderhavige aanslagen dienen te worden vernietigd.
proceskosten:
Nu van kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten fiscale procedures (oud) niet is gebleken, acht het Hof geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling.
beslissing:
Het Hof:
vernietigt de bestreden uitspraak;
vernietigt de aanslag rioolrechten 1998 alsmede de aanslag rioolrechten 1999, en
gelast de ambtenaar aan belanghebbende te vergoeden het door deze betaalde griffierecht van ƒ 80,--..
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2000 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(R. den Ouden) (P.M. van Schie)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 april 2000
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak door een belanghebbende betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.