Gerechtshof Arnhem, 16-05-2000, AA6668, 99-01462
Gerechtshof Arnhem, 16-05-2000, AA6668, 99-01462
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 16 mei 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2000:AA6668
- Zaaknummer
- 99-01462
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
achtste enkelvoudige belastingkamer
nummer 99/01462
Uitspraak
op het beroep van X , statutair gevestigd te Z, (hierna: belanghebbende of: de vereniging) tegen de uitspraak van het Hoofd bureau Financiën van de gemeente P (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan haar opgelegde aanslag in de toeristenbelasting 1998.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
1.1. De aanslag is opgelegd tot een bedrag van ƒ 2.049,35 ter zake van het houden van verblijf met overnachten voor 2.411 overnachtingen binnen de gemeente P.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. De Ambtenaar heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
De Ambtenaar heeft een vertoogschrift ingediend.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 4 april 2000 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende alsmede de Ambtenaar.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende is een vereniging met als doel het beleven en het bevorderen van naturisme. De vereniging tracht haar doel onder meer te bereiken met het organiseren van bijeenkomsten en andere activiteiten en het verwerven en in stand houden van terreinen.
2.2. Belanghebbende is een landelijk opererende vereniging. De hoogste macht in de vereniging wordt uitgeoefend door de algemene vergadering. De algemene vergadering heeft onder meer als taak het vaststellen van de contributies van de leden. De vereniging wordt bestuurd door een hoofdbestuur.
2.3. Belanghebbende kent regionale afdelingen. Die afdelingen bezitten geen rechtspersoonlijkheid. Afdelingen van de vereniging kennen een eigen afdelingsvergadering, en worden bestuurd door het afdelingsbestuur. Een afdeling heeft het beheer over de binnen haar grenzen gelegen terreinen van de vereniging.
2.4. Belanghebbende kent een afdeling Oost Nederland (hierna ook: de afdeling). De afdeling beheert het terrein "A" (hierna: het terrein) dat is gelegen in de gemeente P. Op het terrein zijn, onder meer, gebouwen voor algemeen gezamenlijk gebruik aanwezig, alsmede sanitaire voorzieningen, een sauna en een zwembad. Op het terrein bestaat de mogelijkheid tot kamperen. Door de gemeente P is een kampeervergunning afgegeven.
2.5. Leden van belanghebbende zijn voor het gebruik van het terrein en de voorzieningen, bedoeld in 2.4., geen afzonderlijke bijdrage verschuldigd. Leden van zusterverenigingen van belanghebbende die als dagbezoeker op het terrein "A" verblijven, zijn daarvoor een bijdrage verschuldigd.
2.6. De afdeling voert een eigen administratie met betrekking tot haar inkomsten en uitgaven, onder andere met betrekking tot het beheer van het terrein. De baten en lasten van het terrein "A" komen voor rekening van belanghebbende. Op de balans van de afdeling Oost Nederland per 31 december 1998 komt een post crediteuren voor ter grootte van ƒ 2.411, toegelicht als volgt:
"Gemeente P wegens geïnde toeristenbelasting"
2.7. De Verordening toeristenbelasting 1998 van de gemeente P zoals deze luidt na de eerste wijziging van 10 december 1997 (hierna: de Verordening), kent, onder meer, de volgende bepalingen:
"(…)
Artikel 2 Belastbaar feit.
Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantie-onderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en op vast standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn ingeschreven, wordt onder de naam "toeristenbelasting" een directe belasting geheven.
Artikel 3
Belastingplicht.
1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.
2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
(…)
Artikel 5
Maatstaf van heffing.
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen.
Artikel 6
Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
(…)
Artikel 7
Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing.
In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.
Artikel 8
Belastingtarief
1. Het tarief bedraagt per persoon per overnachting ƒ 0,85.
(…)"
2.8. Met dagtekening 26 januari 1999 heeft de Ambtenaar een brief gezonden aan de afdeling Oost Nederland van belanghebbende die, onder meer, het volgende inhoudt:
"Inzake opgaven toeristenbelasting heb ik van u de opgavenformulieren van 03-03-1998 en 13-05-1998 ontvangen. (…)
Op basis van de wijze van invullen van de formulieren die ingestuurd zijn, kan ik afleiden dat u de toeristenbelasting wilt laten berekenen op basis van het werkelijk aantal overnachtingen.(…)"
2.9. Het antwoord van 3 februari 1999 op de in 2.8. bedoelde brief houdt onder meer in:
"(…)
De forfaitaire berekening - op basis van telling van het aantal tenten e.d. zes maal per jaar op vastgestelde data - is op ons terrein niet haalbaar.
Op basis van artikel 7 kunnen wij het juiste aantal overnachtingen opgeven.
(…)
Aangezien wij ƒ 1,- per persoon per nacht in rekening brengen, geven de bijgesloten (grootboek) kaarten de navolgende informatie:
Bezetting op 20 kampeerplaatsen 1145 nachten
Totaal aantal verschillende personen 345 personen
Aantal overnachtingen 2411 nachten
Gemiddelde bezetting per kampeerplaats 1145:345: 3,3 persoon
Gemiddeld aantal overnachtingen per persoon in het seizoen (15/3==31/10)
2411:345: 6,99 nachten per persoon
Aan U verschuldigd 2411 x ƒ 0,85: ƒ 2.049,-
(…)"
2.10. Van de 2.411 overnachtingen hebben er 126 betrekking op verblijf van leden van zusterverenigingen en begunstigers van belanghebbende, die voor dat verblijf, naast het in 2.9. genoemde bedrag van ƒ 1,- per overnachting, een vergoeding hebben betaald.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of met betrekking tot de leden van belanghebbende die op het terrein hebben overnacht sprake is van het houden van verblijf met overnachten tegen vergoeding in welke vorm dan ook, zoals bedoeld in artikel 2 van de Verordening.
3.2. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend omdat alle leden de contributie van de vereniging moeten betalen, ongeacht het antwoord op de vraag of zij ook daadwerkelijk op het terrein verblijven, al dan niet met een overnachting. De leden zijn voor het verblijf op het terrein geen vergoeding verschuldigd. Er bestaat geen verband tussen het betalen van contributie en het houden van verblijf als in de Verordening bedoeld. De Ambtenaar beantwoordt de vraag bevestigend omdat naar zijn mening in de contributie geacht kan worden een vergoeding begrepen te zijn voor het verblijf met overnachten.
3.3. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd.
3.3.1. Namens belanghebbende:
3.3.1.1. Er is gemakshalve ƒ 1,- per nacht in rekening gebracht omdat de toeristenbelasting geheven wordt. De vereniging kan die belasting wel voor haar rekening nemen, maar dat is niet eerlijk tegenover degenen die nooit overnachten. Het verschil van ƒ 0,15 met de verschuldigde belasting is geen substantiële vergoeding voor het verblijf.
3.3.1.2. De contributie wordt op de landelijke vergadering vastgesteld, en is voor alle leden in geheel Nederland gelijk. Ieder lid kan op alle terreinen van belanghebbende zonder betaling terecht. De contributie is mede opgebouwd uit bedragen die nodig zijn om de terreinen en de daarop opgerichte voorzieningen in stand te houden. De contributie is bedoeld voor allerlei zaken, zoals in het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad (Doniawerstal).
3.3.1.3. Niet leden betalen inderdaad een hoger bedrag voor het overnachten dan de in rekening gebrachte ƒ 1,- voor toeristenbelasting.
3.3.2. Namens de ambtenaar:
3.3.2.1. De contributie omvat een vergoeding voor de mogelijkheid tot verblijf met overnachten. Wie niet overnacht valt niet onder de Verordening.
3.3.2.2. Niet-leden betalen waarschijnlijk meer dan het bedrag van ƒ 1,- voor toeristenbelasting.
3.4. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de aanslag, naar het Hof verstaat voor zover betrekking hebbend op het overnachten op het terrein door de leden van belanghebbende. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak op het bezwaarschrift.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De gemachtigde heeft na de zitting een volmacht aan het Hof gezonden waaruit naar het oordeel van het Hof kan worden afgeleid dat hij gemachtigd was het beroepschrift namens belanghebbende in te dienen.
4.2. Belanghebbende is een vereniging met rechtspersoonlijkheid. Zoals uit de tot de gedingstukken behorende delen van de financiële administratie van de afdeling Oost Nederland van belanghebbende blijkt - en ook niet door belanghebbende wordt ontkend - komen de lasten van het in stand houden van de terreinen en de daarop gerealiseerde (kampeer)voorzieningen van belanghebbende voor haar rekening. Bij het vaststellen van de hoogte van de contributie van de leden van belanghebbende wordt met deze lasten rekening gehouden teneinde de staat van inkomsten en uitgaven van belanghebbende in evenwicht te houden.
4.3. Op het terrein van belanghebbende zijn 20 kampeerplaatsen aangelegd. Uit de gegevens die blijken uit de opgaaf van belanghebbende aan de gemeente P met betrekking tot de toeristenbelasting over het onderhavige jaar, en de door belanghebbende overgelegde grootboekkaarten inzake de in rekening gebrachte toeristenbelasting blijkt naar het oordeel van het Hof dat het kampeergedeelte van het terrein van belanghebbende een niet onaanzienlijke betekenis heeft. Uit de grootboekkaarten blijkt dat het kampeerterrein ook veelvuldig voor langdurige vakanties wordt gebruikt. Het Hof acht aannemelijk dat de kampeervoorzieningen speciaal zijn getroffen voor het verblijf met overnachten en dat de kosten van de voorzieningen die het mogelijk maken op het terrein te overnachten een niet onaanzienlijk deel van de kosten van het terrein uitmaken, zoals de kosten van (aanleg en onderhoud van) het kampeerterrein zelf en de daarbij behorende sanitaire en verblijfsvoorzieningen. Voorts acht het Hof aannemelijk dat een belangrijk deel van de kosten van de overige voorzieningen zoals het zwembad en de sauna aan het verblijfskamperen met overnachten moet worden toegerekend. Het Hof acht aannemelijk dat het kampeerterrein een groot deel van zijn aantrekkelijkheid voor vakantievierders aan de aanwezigheid van die voorzieningen ontleent. Gelet op het vorenstaande is het naar het oordeel van het Hof eveneens aannemelijk dat de contributie van belanghebbende lager zou zijn indien niet de mogelijkheid geboden zou worden op de terreinen te verblijven met overnachten. Een (aanzienlijk) deel van de kosten zou dan immers niet worden gemaakt.
4.4. Naar het oordeel van het Hof moet uit het vorenstaande de conclusie worden getrokken dat de leden van belanghebbende een hogere contributie betalen in verband met de kosten van de terreinen, waartegenover zij het recht krijgen om kostenloos overdag op de terreinen van belanghebbende te verblijven en daar eventueel te overnachten. Aldus betalen alle leden van belanghebbende op voorhand mede een vergoeding voor het eventueel op een terrein van belanghebbende overnachten. Deze betalingsvorm leidt ertoe dat sommige leden teveel betalen omdat zij niet of nauwelijks op de terreinen verblijven en/of overnachten, en andere leden om de tegengestelde reden te weinig betalen. Dit neemt echter niet weg dat voor het verblijf met overnachten door alle leden gezamenlijk een vergoeding wordt betaald. Voor de toepassing van de Verordening is niet van belang door wie de vergoeding voor het verblijf uiteindelijk (mede) is, of zal worden, betaald.
4.5. Aangezien leden van belanghebbende ook daadwerkelijk op het terrein hebben verbleven en overnacht (in het onderhavige jaar 2.285 overnachtingen), en naar het oordeel van het Hof daarvoor ook een vergoeding is betaald in de vorm van een hogere contributie, heeft het belastbare feit als omschreven in artikel 2 van de Verordening zich naar het oordeel van het Hof derhalve evenzovele malen voorgedaan. Nu dit daarnaast voor 126 overnachtingen niet in geschil is, heeft de ambtenaar de aanslag derhalve terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.
5. Slotsom
Op grond van het vorenoverwogene is het beroep van belanghebbende niet gegrond.
6. Proceskosten
Het hof vindt geen termen aanwezig om de Ambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het hof heeft moeten maken.
7. Beslissing
Het hof:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de Ambtenaar waarvan beroep;
Aldus gedaan te Arnhem op 16 mei 2000 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.
(A.W.M. van der Waerden) (J.P.M. Kooijmans)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 mei 2000
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien u na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.