Home

Gerechtshof Arnhem, 09-06-2000, AA6998, 98-02227

Gerechtshof Arnhem, 09-06-2000, AA6998, 98-02227

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
9 juni 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2000:AA6998
Zaaknummer
98-02227

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

HR

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 98/2227

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

ambtenaar : de heffingsambtenaar van de Gemeente P

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift

soort belasting : Parkeerbelasting

datum van controle : 27 augustus 1997

eerste mondelinge behandeling : op 31 augustus 1999 door mr Röben, in tegenwoordigheid van mr Nuboer als griffier, en

tweede mondelinge behandeling : 26 mei 2000 te Arnhem door mr Röben, in tegenwoordigheid van mr Van Hoorn als griffier

waarbij verschenen : de Ambtenaar

waarbij niet verschenen : in beide zittingen belanghebbende, zonder kennisgeving aan het Hof, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brieven van 9 juli 1999 en 2 mei 2000 gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres

gronden:

1. Op 27 augustus 1997 om 13.51 uur is in de a-straat te P geconstateerd dat het motorrijtuig met kenteken aa-bb-11 stond geparkeerd op een plaats waarvoor parkeerbelasting was verschuldigd.

2. De parkeercontroleur heeft op de achterzijde van het voor de gemeente bestemde afschrift van de naheffingsaanslag het volgende vermeld:

"men zat te eten bij croissanterie en zei dat het kaartje geldig was. Ik kon het niet zien omdat het op de kop lag, en bijna weggeschoven tussen de ruit en dashboard. Hij wilde het niet laten zien want hij moest eerst eten. De laatste 2 cijfers waren 75. Men. zat samen met Y te eten. Laatste no. 75 Kaartje op kop’’.

3. Belanghebbende stelt dat ten tijde van de controle een geldig parkeerticket achter de voorruit van de auto aanwezig was en dat daarover een getuige kan verklaren. Voorts is volgens belanghebbende een parkeerkaart in Q, ook als deze op de kop ligt, gewoon leesbaar, zij het in spiegelschrift. Bij het bezwaarschrift heeft hij een kopie van het parkeerkaartje gevoegd, waarop als eindtijd is vermeld: 27/08/97, 14:18 uur. Tenslotte stelt belanghebbende dat hij geen parkeercontroleur heeft gezien en dat hij bij aankomst bij zijn auto ook geen parkeerbon heeft aangetroffen.

4. De Ambtenaar stelt, dat ten tijde van de controle de verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald en dat het bij bezwaar door belanghebbende ingezonden parkeerkaartje andere eindcijfers heeft dan "75".

5. Het Hof acht de Ambtenaar geslaagd in het van hem te verlangen bewijs, dat ter zake van het bovengenoemde parkeren de verschuldigde belasting niet vooraf was voldaan. De door de parkeercontroleur gemaakte notities verschaffen voldoende duidelijkheid omtrent de situatie ten tijde van de controle. Het enkel inzenden door belanghebbende naderhand van een betalingsbewijs brengt niet mee, dat in afwijking van de ambtelijke constatering het er voor moet worden gehouden dat op het tijdstip van controle voor het parkeren van belanghebbendes auto de verschuldigde belasting was voldaan.

6. In hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, vindt het Hof geen aanleiding voor een ander oordeel.

slotsom

Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.

proceskosten

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (oud) vindt het Hof geen termen aanwezig.

beslissing:

Het Gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2000 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Van Hoorn, als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(E.M. van Hoorn) (J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 juni 2000

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Van de verzoeker wordt een griffierecht geheven van ƒ 150,-.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.