Home

Gerechtshof Arnhem, 04-08-2000, AA7297, 98-02363

Gerechtshof Arnhem, 04-08-2000, AA7297, 98-02363

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
4 augustus 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2000:AA7297
Zaaknummer
98-02363

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

EvH

Gerechtshof Arnhem

zesde enkelvoudige belastingkamer

nummer 98/2363

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

ambtenaar : de directeur van de Concerndienst Middelen van de gemeente Almere (hierna: de ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak van 19 mei 1998 op bezwaar

datum WOZ-beschikking : 15 oktober 1997

peildatum : 1 januari 1995

mondelinge behandeling : op 21 juli 2000 te Arnhem door mr. Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Van Hoorn als griffier

waarbij verschenen : de ambtenaar

waarbij niet verschenen : belanghebbende, met voorafgaande kennisgeving aan het Hof

gronden:

1. Ingevolge artikel 17, lid 2, van de Wet waardering onroerende zaken wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.

2. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak a-straat 1 te Z. Het betreft een tussenwoning met garage, bouwjaar 1996, inhoud 275m³ en een oppervlakte van 134m².

3. Bij voormelde WOZ-beschikking is de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 1995 vastgesteld op ƒ 162.000,- en bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd. De ambtenaar baseert zich voor deze waarde op een taxatierapport van A, taxateur onroerend goed.

4. Nu in het vertoogschrift de vergelijkingspanden b-straat 22 en c-straat 22 niet zijn herhaald, heeft de ambtenaar deze vergelijkingspanden kennelijk laten vallen. Belanghebbendes grieven omtrent deze vergelijkingspanden behoeven derhalve geen behandeling meer.

5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de waarde van zijn woning per 1 januari 1995 ƒ 137.500,- beloopt. Belanghebbende baseert deze waarde op de grond dat de WOZ-waarde niet hoger kan zijn dan de koop-/aanneemsom van belanghebbendes woning d.d. 15 oktober 1995, te weten ƒ 146.000,-. Ter ondersteuning van dit argument verwijst hij naar de uitspraak van Hof Amsterdam van 17 juli 1998, nr. 98/70.

6. Het is geenszins ongebruikelijk dat de voor een te bouwen woning overeengekomen aanneemsom minder bedraagt dan de waarde in het economisch verkeer van die te bouwen woning op dat moment. De bouwkosten vormen in beginsel geen basis voor de bepaling van de waarde in het economische verkeer van een woning ingevolge de Wet WOZ. Er is onvoldoende aanleiding om op die hoofdregel in het onderhavige geval inbreuk te maken. Ten overvloede merkt het Hof op dat de door belanghebbende aangehaalde uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam weinig betekenis heeft voor de onderhavige casus, reeds omdat de van belang zijnde processuele feiten aanmerkelijk verschillen van die in het onderhavige geval.

7. Gelet op de door de ambtenaar in zijn taxatierapport aangevoerde vergelijkbare panden, in het bijzonder gelet op de aard, inhoud, oppervlakte en ligging van die woningen, acht het Hof voldoende aannemelijk gemaakt dat de waarde van a-straat 1 niet te hoog is vastgesteld. Daaraan doet niet af, hetgeen door belanghebbende overigens is aangevoerd.

8. Het beroep van belanghebbende is mitsdien ongegrond.

proceskosten:

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het Hof geen termen aanwezig.

beslissing:

Het Gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2000 door mr. Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Van Hoorn als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(E.M. van Hoorn) (J. Lamens)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 augustus 2000

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Van de verzoeker wordt een griffierecht van ƒ 150,- geheven.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.