Gerechtshof Arnhem, 05-10-2000, AA7851, 98/02833
Gerechtshof Arnhem, 05-10-2000, AA7851, 98/02833
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 5 oktober 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2000:AA7851
- Zaaknummer
- 98/02833
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
HR
Gerechtshof Arnhem
Vijfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 98/02833
U i t s p r a a k
op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Burgemeester en wethouders van Stad Delden (hierna: B en w) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende de na de melden beschikking genomen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ).
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
1.1. De beschikking is gedagtekend 4 maart 1997. Bij de beschikking is de waarde van de onroerende zaak a-weg 1 te Z per 1 januari 1995 gesteld op ¦ 347.000,-.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 25 mei 1998 (verzonden op 26 mei 1998) hebben B en w de waarde gesteld op ¦ 321.000,-.
1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het op 8 juli 1998 ingekomen beroepschrift is bij brief met bijlagen, ingekomen op 24 augustus 1998, aangevuld.
De heffingsambtenaar van de gemeente Stad Delden (hierna: de Ambtenaar) heeft een vertoogschrift met bijlagen ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 27 juni 2000 te Almelo. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Ambtenaar.
1.4. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting de volgende pleitnota’s voorgedragen:
een pleitnota "Algemeen deel" met drie bijlagen;
een pleitnota "Positie taxatie-bureau’s";
een pleitnota betreffende de onroerende zaak van belanghebbende.
Deze pleitnotities met bijlagen worden tot de gedingstukken gerekend.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende a-weg 1 te Z. Het betreft een vrijstaande landhuis met dubbele garage gelegen op een industrieterrein. Oppervlakte: 745 m². Inhoud: ongeveer 528 m³. Bouwjaar: 1985.
2.2. De Ambtenaar baseert zich voor de door hem verdedigde waarde van ¦ 321.000,- op een taxatierapport van een taxateur in onroerende zaken, van 15 oktober 1998, van welk rapport zich een exemplaar bij de stukken bevindt.
2.3. De gemachtigde heeft bij het beroepschrift onder meer drie een bouwkundige en hemzelf op 28 juli 1998 opgemaakte formulieren "Vergelijking & opname referentie-pand" overgelegd, waarin de onroerende zaak van belanghebbende wordt vergeleken met de onroerende zaken b-weg 1, c-weg 1 en d-weg 1.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. In geschil is welke de waarde is van de onroerende zaak van belanghebbende per 1 januari 1995.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Daaraan is ter zitting toegevoegd:
Door de gemachtigde van belanghebbende:
- hij heeft als oud-wethouder van de gemeente de wordingsgeschiedenis van de onroerende-zaakbelastingen meegemaakt;
- er is onvoldoende rekening gehouden met de ligging op een industrieterrein van de onroerende zaak.
Namens de Ambtenaar:
- hij heeft geen bezwaar tegen overlegging van de pleitnota’s met de bijlagen;
- hij is van mening dat de door de gemeente verschafte taxatieverslagen voldoen aan de daaraan door de wet en de in de instructies van de Waarderingskamer gestelde eisen;
- de gemeente is vrij in de keuze van een deskundig adviesbureau dat de taxaties verricht; het is gebruikelijk dat eerst in de fase van bezwaar of beroep een taxatie nader wordt uitgewerkt
- in dit geval is overigens de taxateur die in de fase van beroep optreedt een andere taxatie-medewerker van Kafi BV; hij verklaart met nadruk dat dit bureau een onafhankelijk adviesbureau is; het bureau heeft geen contractueel belang bij het eindresultaat van de waardering van individuele onroerende zaken;
- van tardief verweer van de zijde van de gemeente is geen sprake; de grondslag van het verweer, te weten de waarde van de onroerende zaak, blijft ongewijzigd;
- hij wijst er op dat belanghebbende zelf geen taxatie van een deskundige in het geding heeft gebracht;
- vergelijkingsobjecten met dezelfde ligging zijn niet voorhanden geweest. Hij geeft aan dat gezien de gehanteerde m2 en de m3 de waarde van de onroerende zaak zeker niet te hoog is bepaald.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en wijziging van de beschikking in een naar een waarde van ¦ 245.000,-.
3.4. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Het Hof zal eerst de door de gemachtigde van belanghebbende in zijn eerste twee pleitnota’s aangevoerde grieven van algemene aard behandelen. Daarna wordt ingegaan op de waarde per 1 januari 1995 van belanghebbendes onroerende zaak.
(algemeen)
4.2. De gemachtigde van belanghebbende betoogt dat de regering aan de Staten-Generaal met betrekking tot de behandeling van bezwaren en beroepen inzake de WOZ optimale rechtsbescherming heeft toegezegd. Door behandeling van deze zaak en van andere zaken door de enkelvoudige belastingkamer van het Hof, door het heffen van een griffierecht, door het niet standaard opmaken van een proces-verbaal, door het ontbreken van de mogelijkheid tot het verzoeken van een verklaring voor recht, door het niet gehouden zijn door de wederpartij om alle grieven van de eiser te weerleggen en door het niet openbaar zijn van de raadkamerbehandeling van de zaak, wordt aan bedoelde toezegging van de regering geen recht gedaan.
4.2.1. Met betrekking tot deze grieven belanghebbende merkt het Hof het volgende op.
De belastingprocedure voor beroepen die vóór 1 september 1999 zijn ingesteld is geregeld in de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (hierna: de WARB).
De wijze van instellen van beroep, de verschuldigdheid van griffierecht en de wijze waarop het beroep wordt behandeld zijn geregeld in de WARB.
Het is de voorzitter van de meervoudige belastingkamer die bepaalt of een zaak wordt behandeld door een enkelvoudige of een meervoudige kamer.
De WARB bepaalt in artikel 5 dat voor het instellen van beroep een griffierecht is verschuldigd.
Het opmaken van een proces-verbaal van het verhandelde ter zitting is in de WARB niet voorgeschreven.
De WARB kent anders dan het civiele procesrecht niet de verklaring voor recht.
Kenmerk van de administratieve procedure is dat de rechter met partijen, binnen de grenzen van het geschil, zoekt naar de materiële werkelijkheid. Daarbij is niet vereist dat de wederpartij ingaat op alle grieven die door de andere partij zijn aangevoerd, noch dat de rechter alle grieven bespreekt.
Ingevolge artikel 11a van de WARB is de mondelinge behandeling van een zaak niet openbaar. Het gerechtshof kan, op grond van artikel 11a, lid 2, van de WARB bepalen dat de mondelinge behandeling openbaar is, voorzover de belangen van partijen daardoor niet worden geschaad. Geen der partijen in dit geding heeft uitdrukkelijk om een openbare behandeling van de zaak verzocht. Het Hof heeft geen aanleiding gevonden om de openbaarheid te gelasten.
4.2.2. Het Hof treedt niet in de vraag of met de wettelijke regeling van de fiscale beroepsprocedure wordt voldaan aan de door belanghebbende aangehaalde toezegging van de regering aan de Staten Generaal. Het Hof volstaat met de constatering, dat de bedoelde wettelijke regeling voldoet aan de eisen die het recht stelt met betrekking tot onderwerpen als onbelemmerde toegang tot de rechtspraak, gelijkheid van partijen, hoor- en wederhoor, behandeling van de zaak door een onafhankelijke rechter en tot andere onderwerpen die moeten bewerkstelligen dat procederende partijen niet in de verdediging van hun belangen worden geschaad. Indien nodig kan de rechter aanvullende regelingen treffen.
4.3. De WOZ hanteert, aldus de gemachtigde van belanghebbende, een onjuist waarderingsvoorschrift. Hij pleit voor toepassing van de in de Verenigde Staten gehanteerde fair market value. Met het systeem van waarde door vergelijking maakt de overheid gebruik van de door haarzelf veroorzaakte schaarste op de huizenmarkt. Dit is immoreel en moet door de rechter worden gecorrigeerd.
4.3.1. In artikel 17, lid 2, WOZ is voorgeschreven, dat de waarde wordt bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Met dit voorschrift wordt tot uitdrukking gebracht dat bij de waardering moet worden uitgegaan van de fictie dat de onroerende zaak op of omstreeks de peildatum, na goede voorbereiding, zou worden verkocht aan de meest biedende koper.
4.3.2. De onder 4.3.1. genoemde methode van waardebepaling kan het beste geschieden door vergelijking met op of omstreeks de peildatum gerealiseerde verkoopprijzen van met belanghebbendes onroerende zaak vergelijkbare onroerende zaken. Dat Z geen zogenoemde VINEX-lokatie is staat aan deze wijze van vaststellen van de waarde niet in de weg.
4.3.3. De regeling van waardevaststelling, waarvan gesteld noch gebleken dat daarbij wordt gehandeld in strijd met enige Nederland verbindende internationale bepaling, is voorbehouden aan de wetgever. De rechter is niet bevoegd te treden in de innerlijke waarde of de billijkheid van de keuze die de wetgever heeft gemaakt.
4.4. De gemachtigde van belanghebbende stelt voorts dat de gemeentelijke taxatieverslagen weinig inzichtelijk zijn, onvoldoende gespecificeerd en weinig helderheid verschaffen. Bovendien hanteert de gemeente in de verschillende fasen regelmatig andere onroerende zaken ter vergelijking.
4.4.1. Het is aan de Ambtenaar om aan de belastingplichtige en zonodig in de fase van beroep aan de rechter de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak te verduidelijken en bewijs voor die vaststelling te leveren. Daarbij is het de Ambtenaar niet verboden om voor de onderbouwing van zijn standpunt omtrent de waarde nieuwe of andere gegevens aan te voeren.
4.5. Volgens de gemachtigde van belanghebbende is in WOZ-procedures de belanghebbende benadeeld omdat deze, anders dan de Ambtenaar, niet kan binnentreden in door de Ambtenaar aangevoerde vergelijkingspanden en aldus zich geen goed oordeel kan vormen van deze panden.
4.5.1. In artikel 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is bepaald dat degene die een gebouw of grond in gebruik heeft, verplicht is de Ambtenaar en de door deze aangewezen deskundige desgevraagd toegang te verlenen voorzover dat voor een ingevolge de belastingwet te verrichten onderzoek nodig is. Deze bepaling strekt er niet toe derden, die mogelijk voor hun eigen belastingheffing belang hebben bij kennisneming van de onroerende zaak van een ander, gelijke rechten te verschaffen.
4.5.2. Zoals hiervoor in 4.4.1. overwogen is het aan de Ambtenaar om de door hem vastgestelde waarde te onderbouwen. De Ambtenaar moet daartoe uiterlijk in een procedure voor de rechter, indien nodig, de relevante gegevens van een vergelijkingspand verschaffen. Aldus is de positie van de belanghebbende voldoende gewaarborgd.
4.6. De gemachtigde van belanghebbende stelt dat de gemeente, door bij de WOZ-taxaties gebruik te maken van een commercieel bureau toelaat dat de deskundigheid en onafhankelijkheid van de taxateur ondergeschikt wordt gemaakt aan de commerciële belangen van dat bureau. De rechtspositie van de burgers wordt daardoor geschaad.
4.6.1. Het staat een gemeente vrij om de WOZ-taxaties in de verschillende fasen tot en met de fase van beroep te laten uitvoeren door een externe deskundige. Gesteld noch gebleken is dat in het onderhavige geval sprake is van taxaties die zijn uitgevoerd door personen die daartoe niet de bevoegdheid bezitten of die niet capabel zijn. Dat de verschillende taxaties zijn uitgevoerd door deskundige taxateurs van hetzelfde bureau is vormt zich geen beletsel om van de juistheid van die taxaties uit te gaan.
4.6.2. Het is het Hof voorts niet gebleken, dat er tussen de gemeente en het taxatiebureau afspraken bestaan die erop duiden dat de onafhankelijkheid van het bureau ten opzichte van de gemeente in het geding is. De gemeente heeft zulks overigens, desgevraagd ter zitting, uitdrukkelijk ontkend.
4.7. Het Hof merkt ten slotte op, dat indien een uitspraak op een bezwaarschrift niet of onvoldoende is gemotiveerd de loop van de procedure in belastingzaken met zich meebrengt dat dit niet leidt tot vernietiging van de uitspraak en de daaraan voorafgaande beschikking, maar dat de rechter tot taak heeft om die motivering aan te vullen of te verbeteren.
(de onroerende zaak van belanghebbende)
4.8. In het door de Ambtenaar in beroep overgelegde taxatierapport is rekening gehouden met de onderhoudssituatie van belanghebbendes woning, de ligging ervan op een industrieterrein. Gelet voorts op de door de Ambtenaar aangevoerde vergelijkbare onroerende zaken e-straat 1 en e-straat 2, in het bijzonder gelet op inhoud, oppervlak, ligging en de gerealiseerde verkoopprijzen van die zaken, acht het Hof de door de Ambtenaar uiteindelijk vastgestelde waarde aannemelijk.
Straat opp. inh. verkoop verkoopprijs WOZ-waarde
waarde
e-straat 1 640 m2 748 m3 30-11-94 ¦ 574.000 ¦ 573.000
e-straat 2 693 m2 600 m3 28-03-94 ¦ 508.000 ¦ 523.000
a-weg 1 745 m2 528 m3 ¦ 321.000
4.9. De in de als bijlagen bij het beroepschrift gevoegde formulieren "Vergelijking & opname referentie-pand" gemaakte vergelijkingen tussen de onroerende zaak van belanghebbende en de door de Ambtenaar genoemde soortgelijke onroerende zaken leiden het Hof niet tot de conclusie dat van een andere waarde moet worden uitgegaan. De geconstateerde verschillen in oppervlak, inhoud en ligging, alsmede de gerealiseerde verkooprijzen van die andere panden rechtvaardigen de door de Ambtenaar verdedigde waarde.
5. Slotsom
Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
7. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gedaan te Arnhem op 5 oktober 2000 door mr Röben, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Nuboer, als griffier.
(M.M. Nuboer) (J.B.H. Röben)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 5 oktober 2000
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
a. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien u na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.