Gerechtshof Arnhem, 26-10-2000, AA8156, 98/01535
Gerechtshof Arnhem, 26-10-2000, AA8156, 98/01535
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 26 oktober 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2000:AA8156
- Zaaknummer
- 98/01535
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
mn
Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 98/01535
U i t s p r a a k
op het beroep van X, te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Harderwijk (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de beschikking Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking en bezwaar
1.1. De beschikking is genummerd 1 en gedagtekend 31 mei 1997, betreft de onroerende zaak plaatselijk bekend a-weg 1 te Z en vermeldt als vastgestelde waarde naar peildatum 1 januari 1995, geldend voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 ¦ 520.000,-.
1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak van 27 maart 1998 de beschikking gehandhaafd.
2. Geding voor het Hof
2.1. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 2 april 1998.
2.2. Tot de stukken van het geding behoren het vertoogschrift en de daarin genoemde bijlagen alsmede de conclusie van re- en dupliek met de daarin genoemde bijlage(n).
2.3. Bij de mondelinge behandeling op 16 maart 1999 te Harderwijk zijn gehoord belanghebbende en de Ambtenaar.
2.4. De notities van het pleidooi dat belanghebbende in de mondelinge behandeling heeft gehouden (met bijlagen en twee foto's), worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.
2.5. Na de mondelinge behandeling zijn bij de Ambtenaar schriftelijk inlichtingen ingewonnen. De artikelen 14, lid 1, onder 2o, en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken hebben toepassing gevonden. De desbetreffende briefwisseling maakt deel uit van de gedingstukken.
2.6. Geen der partijen heeft verzocht opnieuw haar standpunt mondeling te mogen toelichten.
3. Conclusies van partijen
3.1. Belanghebbende verzoekt - nader in de pleitnota - de waarde vast te stellen op ¦ 449.000,-.
3.2. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
4. De vaststaande feiten
4.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak a-weg 1 te Z. Het betreft een vrijstaande woning met aangebouwde garage; bouwjaar: 1996. Oppervlak perceel: 896 m2. Inhoud pand: ongeveer 786 m3.
4.2. Bij voormelde WOZ-beschikking is waarde van belanghebbendes onroerende zaak vastgesteld op ¦ 520.000,00 en bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd. De Ambtenaar baseert zich voor deze waarde op een taxatierapport van A BV van 23 juni 1998 waarin de onderhavige onroerende zaak op ¦ 530.000,00 wordt getaxeerd, van welk rapport zich een exemplaar bij de stukken bevindt.
4.3. Belanghebbende heeft van zijn kant geen taxatierapport overgelegd.
5. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
5.1. Tussen partijen is in geschil de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 1995.
5.2. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
6. Beoordeling van het geschil
6.1 De waarde ingevolge artikel 17, lid 2, van de Wet waardering onroerende zaken wordt bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
6.2. In het door de Ambtenaar overgelegde taxatierapport is rekening gehouden met de kapschuur en een onverzorgde strook grond op het naastgelegen perceel alsmede met de onvoordelige vormgeving van de kavel. Het waardedrukkend element van voornoemde factoren alsmede van de andere door belanghebbende genoemde omstandigheden is bij de waardebepaling betrokken. Gelet voorts op de door de Ambtenaar aangevoerde vergelijkingspanden b-weg 2 en c-weg 3, waarbij onder meer rekening is gehouden met de verschillen in ligging, bereikbaarheid, ontsluiting, kaveloppervlakte en inhoud van die panden, acht het Hof de door de Ambtenaar vastgestelde gehanteerde waarde aannemelijk.
6.3. Anders dan belanghebbende meent, is het geenszins ongewoon dat de voor een woning overeengekomen prijs in een koop/aannemingsovereenkomst een andere is dan de waarde in het economisch verkeer op de peildatum. Beslissend te dezen is het waardeniveau van onroerende zaken op de peildatum, welk niveau zichtbaar kan worden gemaakt door vergelijking met gerealiseerde verkopen van soortgelijke zaken. Uit de in het taxatierapport van de Ambtenaar opgenomen foto's van de onroerende zaken b-weg 2 en c-weg 3 komt naar voren dat deze zaken als referentie voor de te bepalen waarde van belanghebbendes onroerende zaak kunnen dienen.
6.4. Voor zover belanghebbende een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel maakt hij zijn stelling tegenover de gemotiveerde betwisting door de Ambtenaar niet aannemelijk, reeds omdat belanghebbende gegevens heeft verschaft van onbekende onroerende zaken.
6.5. Gelet op, het voorgaande aanvaardt het Hof de door de Ambtenaar ingebrachte waardebepaling van de deskundige als juist.
Slotsom
Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
7. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
8. De beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gedaan op 26 oktober 2000 door mr Röben, raadslid, in tegenwoordigheid van mr Nuboer als griffier.
(M.M. Nuboer) (J.B.H. Röben)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 oktober 2000
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit Gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien u na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.