Home

Gerechtshof Arnhem, 01-03-2001, AB0725, 98-03488

Gerechtshof Arnhem, 01-03-2001, AB0725, 98-03488

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
1 maart 2001
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AB0725
Zaaknummer
98-03488

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

IV

Gerechtshof Arnhem

zesde enkelvoudige belastingkamer

nr. 98/03488

.Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

ambtenaar : inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift d.d. 21 augustus 1998

naheffingsaanslagnummer : Y.8

dagtekening aanslagbiljet : 23 juni 1998

soort belasting : motorrijtuigenbelasting

tijdvak : 28 februari 1998 tot en met 30 mei 1998

mondelinge behandeling : op 15 februari 2001 door mr. Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier

waarbij verschenen : de Inspecteur

waarbij niet verschenen : belanghebbende, alhoewel aangetekend opgeroepen aan het adres a-weg 1 te 1111 aa Z en de retourkaart op 24 januari 2001 ter griffie van het Hof is ontvangen

gronden:

1. Nu belanghebbende - alhoewel te laat - de verschuldigde motorrijtuigenbelasting heeft voldaan en de verschuldigdheid daarvan niet betwist, is het enige geschilpunt tussen partijen nog slechts de door de Inspecteur bij de naheffingsaanslag opgelegde boete van ¦ 250,-.

2. De wisseling van stukken is afgesloten met de brief van de griffier van 21 januari 1999 aan belanghebbende, waarin hem de gelegenheid wordt geboden binnen vier weken na dagtekening van de brief af te zien van een mondelinge behandeling.

3. Na 25 februari 1999 was de zaak dus rijp voor het houden van een mondelinge behandeling.

4. De zaak is ingedeeld voor behandeling in enkelvoudige kamer en - zowel feitelijk als inhoudelijk - niet ingewikkeld van aard. De niet kwijtgescholden verhoging bedraagt ¦ 250,-.

5. Bij de beoordeling van de vraag of het tijdsverloop sedert de oplegging van de boete nog als een redelijke termijn is aan te merken dient niet alleen te worden gelet op de verschillende fasen van de procesgang afzonderlijk, maar ook op de procesgang in zijn geheel. Sedert het zittingrijp worden van de zaak is een aaneengesloten periode van ruim 23 maanden verstreken zonder dat er een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden of andere vorderingen zijn gemaakt. Het Hof acht deze periode onwenselijk lang. Voor het feit dat deze zaak zo lang op behandeling heeft moeten wachten bestaat geen te rechtvaardigen verklaring. In deze zaak is derhalve sprake van een zodanig lange periode waarin geen voortgang is gemaakt, dat - met inachtneming van hetgeen onder punt 4 is overwogen - de redelijke termijn is overschreden binnen welke volgens artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Trb. 1951,154) over de juistheid van de bestreden boete onherroepelijk had moeten worden beslist.

6. Nu de ernst van de feiten in het onderhavige geval niet van zodanig karakter zijn dat dat in de weg staat aan een volledige kwijtschelding moet de verhoging in haar geheel vervallen. De overige klachten behoeven geen behandeling meer.

7. Belanghebbendes beroep is gedeeltelijk gegrond.

proceskosten:

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Er zijn evenwel geen kosten gesteld of aannemelijk geworden.

beslissing:

Het Gerechtshof

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep, voorzover deze betreft de genomen boetebeschikking;

- vernietigt deze beschikking;

- bevestigt de uitspraak voor het overige;

- gelast de Inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht ad ¦ 80,- te vergoeden.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2001 te Arnhem door mr. Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(I.B.Vermeulen-Post) (J. Lamens)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 maart 2001

Tegen deze mondelinge behandeling is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.