Home

Gerechtshof Arnhem, 03-04-2001, AB1169, 99-00026

Gerechtshof Arnhem, 03-04-2001, AB1169, 99-00026

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
3 april 2001
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AB1169
Zaaknummer
99-00026

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

HR

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 99/00026

U i t s p r a a k

op het beroep van Eigenaarsvereniging Bungalowpark X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar van het Waterschap Veluwe (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar voor het jaar 1998 opgelegde voorlopige aanslag zuiveringslasten, aanslagnummer 1.

1. Aanslag en bezwaar

1.1. De voorlopige aanslag, gedagtekend 31 maart 1998, is berekend naar 184,0 VE en bedraagt ƒ 14.572,80.

1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak van 25 november 1998 de voorlopige aanslag gehandhaafd.

2. Geding voor het Hof

2.1. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 6 januari 1999 en aangevuld op 21 april 1999, waarbij bijlagen zijn overgelegd.

2.2. Tot de stukken van het geding behoren het vertoogschrift en de daarin genoemde bijlagen.

2.3. Bij de mondelinge behandeling op 20 maart 2001 te Arnhem zijn gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Ambtenaar.

3. De vaststaande feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussenpartijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet weersproken, de volgende feiten vast.

3.1. Volgens artikel 14 van het Bestemmingsplan "A" van de gemeente Z - voor zover hier van belang - is het terrein gelegen aan de a-weg 1 te Z bestemd voor exploitatie van een recreatiebedrijf, waar personen die elders hun vaste verblijfplaats hebben, recreatief verblijf kunnen houden in zomerhuisjes.

3.2. Op het recreatieterrein staan 88 woningen. Van die woningen worden 85 woningen door de eigenaren permanent bewoond. Drie woningen worden door de eigenaren beschouwd als tweede woning. De permanente bewoning vindt sinds jaar en dag plaats en geschiedt met medeweten van de gemeente.

3.3. Belanghebbende is opgericht in 1977. Blijkens artikel 2 van de statuten is het doel van de vereniging:

a. het uitoefenen, het bevorderen van de uitoefening, de coördinatie en de organisatie van het recreëren door haar leden;

b. de zorg voor het beheer en onderhoud van de wegen, de op de parkeerterreinen aanwezige parkeerplaatsen, de gemeenschappelijke grasvelden, plantenborders en dergelijke, behorend tot voornoemd bungalowpark te Z;

c. het behartigen van die belangen van voornoemd bungalowpark en van de leden der vereniging, welke daarvoor krachtens besluit van de algemene vergadering in aanmerking komen.

3.4. Buiten belanghebbende is er geen derde die met betrekking tot het park enige taak of bevoegdheid heeft. De grond onder de wegen behoort toe aan de eigenaren van de aanliggende kavels.

3.5. Tot 1997 heeft het Waterschap Veluwe (hierna: het Schap) de eigenaren van de recreatiewoningen afzonderlijk aangeslagen in de zuiveringslasten.

3.6. Artikel 1, onderdelen f en g, van de Verordening zuiveringslasten Waterschap Veluwe 1997 (hierna: de Verordening) luiden:

a. bedrijfsruimte: een naar zijn aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen terrein of ruimte, niet zijnde een woonruimte;

b. recreatiewoonruimte: een voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimte die zich bevindt op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd; voor de toepassing van deze verordening wordt een recreatiewoonruimte aangemerkt als een bedrijfsruimte dan wel een onderdeel van een bedrijfsruimte waarbij meerdere recreatiewoonruimten tezamen worden aangemerkt als één bedrijfsruimte dan wel een onderdeel van een bedrijfsruimte.

4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

4.2. Partijen houdt verdeeld of

a. de Ambtenaar belanghebbende terecht als belastingplichtige heeft aangemerkt;

b. of de Ambtenaar, indien deze niet eveneens verenigingen van eigenaren van appartementen aanslaat, handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel;

c. of de Ambtenaar handelt in strijd met gewekt vertrouwen en met de redelijkheid en billijkheid door anders dan vóór 1997 in plaats van de individuele woningeigenaren nu belanghebbende in de belastingheffing te betrekken.

4.2. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

4.3. Daaraan is mondeling, afgezien van hetgeen reeds hiervoor onder de vaststaande feiten is opgenomen, toegevoegd - zakelijk weergegeven-:

Namens belanghebbende:

Er is vanaf 19977 geen sprake van een exploitant van het park of van een centrale exploitatie. Alles is meteen verkaveld en verkocht. De eigenaren zijn zelfstandig beheerder of exploitant van hun woningen.

Ongeacht het bestemmingsplan is de feitelijke situatie dat het park nagenoeg geheel permanent wordt bewoond. Van recreatieve bewoning is geen sprake. Aan de omschrijving ‘bestemd voor recreatieve doeleinden’ wordt dus sinds lang niet meer voldaan.

Het enige wat de vereniging doet is het beheren en onderhouden van het gemeenschappelijke groen, de verlichting en de wegen.

Door de Ambtenaar:

De omstandigheid dat feitelijk sprake is van permanente bewoning is niet van belang. Het gaat om de status die ook in het bestemmingsplan is vermeld.

4.4. Belanghebbende verzoekt vernietiging van de bestreden uitspraak en van de voorlopige aanslag.

4.5. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. In het geval van een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein met zich daarop bevindende voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten dient voor de toepassing van artikel 18, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: de Wet) en artikel 1, onderdeel g, van de Verordening als belastingplichtige te worden aangemerkt degene die het terrein als zodanig exploiteert.

5.2. Belanghebbende heeft gesteld dat feitelijk van verblijfsrecreatie geen sprake is omdat sprake is van permanente bewoning en dat zij noch een derde het park als zodanig exploiteert.

5.3. De Ambtenaar wijst op de bedoeling van de wetgever bij de invoering in de Wet van artikel 18, derde lid. Naar zijn mening is het gelet op de bestemming van het park niet relevant of al dan niet permanente bewoning plaats vindt.

5.4. Artikel 18, derde lid, is per 1 januari 1989 in de Wet opgenomen bij de Wet van 23 december 1988, Stb. 1988, 658. Blijkens de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat tot deze wijziging in de Wet heeft geleid (Kamerstukken II, 20 435, blz. 4/5) strekte de voorgestelde wijziging ertoe dat woonruimten, die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd, niet op de wijze van woonruimten naar een forfaitaire wijze behoeven te worden aangeslagen. In de Memorie van antwoord (Kamerstukken II, 20 435, blz. 8/9) is op een vraag van de leden van de PvdA-fractie die luidde ‘Is bestemd "bestemd" op het bestemmingsplan?’ door de regering geantwoord: Het woord ‘bestemd’ moet in feitelijke zin worden beantwoord en niet in planologische zin.

5.5. Tussen partijen is niet in geschil dat in afwijking van de bepaling dienaangaande in het bestemmingsplan de woningen op het terrein sinds jaar en dag nagenoeg allemaal permanent worden bewoond en niet worden gebruikt voor recreatiedoeleinden en tevens dat dit geschiedt met kennelijk goedvinden van het gemeentebestuur.

5.6. Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van het Hof met betrekking tot het terrein, plaatselijk bekend a-weg 1 te Z, geen sprake van een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein in de zin van de Wet en de Verordening. Veeleer is sprake van een in de gemeente gelegen woonwijk. Reeds hierom is de bestreden voorlopige aanslag ten onrechte aan belanghebbende opgelegd.

5.7. De overige geschilvragen behoeven geen beantwoording meer.

6. Slotsom

Het beroep van belanghebbende is gegrond.

7. Proceskosten

Voor een veroordeling in de proceskosten verwijst het Hof naar de uitspraak van heden in de zaak met hofnummer 99/00025.

8. Beslissing

Het Gerechtshof

vernietigt de bestreden uitspraak alsmede de daarbij gehandhaafde voorlopige aanslag;

gelast de Ambtenaar aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht van ¦ 80,- te vergoeden.

Aldus gedaan en in openbaar uitgesproken op 3 april 2001 door mr. Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Nuboer, als griffier.

De griffier, De voorzitter,

(mr M.M. Nuboer) (J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 april 2001

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.