Home

Gerechtshof Arnhem, 11-04-2001, AB1392, 99-00296

Gerechtshof Arnhem, 11-04-2001, AB1392, 99-00296

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
11 april 2001
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AB1392
Zaaknummer
99-00296

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

TM

Gerechtshof Arnhem

vierde enkelvoudige belastingkamer

nummer 99/00296

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

ambtenaar : het hoofd van de afdeling belastingen van de gemeente Enschede (hierna: de Ambtenaar)

bestreden beslissing : uitspraak d.d. 21 december 1998 op bezwaar

beslissing : afwijzing verzoek om vermindering belastingbedrag op grond van artikel 229 d, lid 1, Gemeentewet ("Zalmsnip")

jaar : 1998

mondelinge behandeling : op 28 maart 2001 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier

waarbij verschenen : de Ambtenaar

waarbij niet verschenen : belanghebbende, hoewel opgeroepen bij aangetekende brief van 6 maart 2001 op het in belanghebbendes brief van 1 mei 1999 doorgegeven, per 1 juni 1999, gewijzigde adres. Blijkens aantekening van PTT Post op de enveloppe van de retour ontvangen oproeping heeft belanghebbende de oproeping, na vergeefse aanbieding op 7 maart 2001, niet afgehaald

gronden:

1. Belanghebbende, geboren 1 januari 1975, bewoonde in 1998 een door hem gehuurde kamer op het adres a-weg 1 te Z. Het betrof een eengezinswoning waarin belanghebbende van de eigenaar/hoofdbewoner één kamer huurde. Deze kamer vormt een onzelfstandig deel van de onroerende zaak. Belanghebbende voerde in 1998 een zelfstandige (éénpersoons) huishouding.

2. Partijen zijn het erover eens dat belanghebbende in 1998 niet belastingplichtig was voor één van de in artikel 229 d van de Gemeentewet (tekst 1998) genoemde heffingen. Het Hof volgt partijen in deze - juiste - opvatting.

3. Gelet op het bepaalde in artikel 229 d van de Gemeentewet was de gemeente Enschede niet verplicht om aan kamerbewoners als belanghebbende, die een onzelfstandig deel van een onroerende zaak bewonen en die niet belastingplichtig zijn voor één van de in artikel 229 d genoemde heffingen, de zogenaamd Zalmsnip uit te keren.

4. Noch de geschiedenis van de totstandkoming van de genoemde bepaling noch enige andere regeling of enig beginsel van behoorlijk bestuur leidt tot de door belanghebbende bepleite conclusie.

5. Omdat de Ambtenaar heeft verzuimd op de (eerste) aanvraag van belanghebbende een voor bezwaar vatbare beschikking af te geven zal het Hof gelasten dat de Ambtenaar aan belanghebbende het griffierecht dient te vergoeden. Om redenen van proceseconomie zal het Hof de uitspraak op bezwaar (mede) als een beschikking op de (eerste) aanvraag beschouwen en ziet het Hof ervan af de zaak voor het alsnog nemen van een beschikking aan de Ambtenaar terug te verwijzen. Door deze oplossing wordt belanghebbende (uiteindelijk) niet in zijn processuele belangen geschaad.

6. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

beslissing:

Het Gerechtshof :

bevestigt de uitspraak waarvan beroep;

gelast de Ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ¦ 45 te vergoeden.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2001 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(N.Th. Wagener) (T.J. Matthijssen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 11 april 2001

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.