Home

Gerechtshof Arnhem, 19-04-2001, AB1627, 97-20911

Gerechtshof Arnhem, 19-04-2001, AB1627, 97-20911

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
19 april 2001
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AB1627
Zaaknummer
97-20911

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

jl

Gerechtshof Arnhem

Zesde enkelvoudige belastingkamer

nummer 97/20911

U i t s p r a a k

op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de chef financiën c.a. van de Gemeente Noordoostpolder (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan hem opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 opgelegd een, met andere aanslagen op één aanslagbiljet verenigde, aanslag afvalstoffenheffing ten bedrage van ƒ 406,20.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. De Ambtenaar heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

De Ambtenaar heeft een vertoogschrift ingediend.

1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 april 2001 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Ambtenaar.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Bij brief van december 1994 is aan bewoners van panden in de gemeente Noordoostpolder inzake de inzameling van huisvuil onder meer het volgende meegedeeld:

"(…).

Aanbiedplaats

De snelheid van inzamelen hangt nauw samen met de wijze van aanbieden. Ook wordt het milieu minder belast wanneer de huisvuilauto minder behoeft af te remmen en op te trekken. Allereerst is het van belang dat u de containers met het handvat naar de weg plaatst. Daarnaast is het van belang dat u gebruik maakt van de aanbiedplaatsen. Ook de bewoners van vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen verzoeken wij de containers zoveel mogelijk bij elkaar aan te bieden. Wij vragen hierover zonodig afspraken te maken met uw buren. (…).".

2.2. Burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder hebben op 6 februari 1995, gelet op de artikelen 4.2.2.6. en 4.2.3.2. van de APV Noordoostpolder, besloten "afhankelijk van de plaatselijke situatie aan te wijzen als plaats waar minicontainers en grof huisafval voor inzameling moeten worden aangeboden de als zodanig met gele verf, gele stenen, zwart/witte figuratietegels of stelconplaten gemarkeerde plaatsen.".

2.3. De "Verordening afvalstoffenheffing 1997" (hierna: de Verordening), welke tot de gedingstukken behoort, is door de raad van de gemeente Noordoostpolder vastgesteld in zijn vergadering van 26 november 1996. Van die vaststelling is melding gemaakt in het huis-aan-huisblad De Noordoostpolder van 28 november 1996. Voorts is daarin vermeld de datum van inwerkingtreding (1 januari 1997), de bekendmaking van de Verordening in het gemeenteblad van 27 november 1996, de omstandigheid dat de Verordening kosteloos ter inzage ligt op de gemeentesecretarie en dat aldaar op verzoek en tegen betaling van leges een afschrift van de Verordening kan worden verkregen.

2.4. Belanghebbende heeft gedurende het gehele jaar 1997 zijn container geplaatst op de aangewezen aanbiedplaats.

2.5. Op 6 juli 1999 is door burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder aan belanghebbende een brief gezonden waarin met betrekking tot het besluit van 6 februari 1995 het volgende wordt meegedeeld:

"(…). Niet het college van burgemeester en wethouders, maar de gemeenteraad is het bevoegde orgaan om over te gaan tot het aanwijzen van opstelplaatsen voor afvalcontainers indien dat uit oogpunt van doelmatigheid gewenst is (…).".

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of sprake is van een deugdelijke wijze van inzameling van huisvuil indien een bewoner van een pand, al dan niet op grond van een (onbevoegdelijk genomen) besluit van de gemeente, geacht wordt zijn container op een aanbiedplaats neer te zetten welke op maximaal 10 meter van de perceelsgrens is gesitueerd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend; de Ambtenaar bevestigend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting geen nieuwe argumenten of verweren toegevoegd.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vernietiging van de aanslag wegens strijdigheid met de wet en de Verordening. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Belanghebbende heeft het Hof na de mondelinge behandeling nog stukken doen toekomen. Het Hof kan echter daarop geen acht meer slaan.

4.2. De Ambtenaar is uitgegaan van een ontvankelijk bezwaarschrift en heeft vervolgens, kennis nemende van de door belanghebbende aangevoerde bezwaren, de beslissing genomen dat de aanslag dient te worden gehandhaafd.

De andersluidende opvatting van belanghebbende berust op een onjuiste lezing van de uitspraak. Voor zover belanghebbende bedoelt te klagen over de motivering van de uitspraak kan hem dit niet baten, aangezien de loop van de procedure in belastingzaken meebrengt dat gebreken in de motivering van de uitspraak niet tot vernietiging van die uitspraak leiden.

4.3. Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer bepaalt dat elke gemeente ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen een heffing kan instellen. Aan die heffing kunnen worden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, feitelijk gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

4.4. Die inzamelverplichting geldt voor elke gemeente en houdt in dat ten minste eenmaal per week de niet grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan (wet milieubeheer artikel 10.11).

4.5. Belanghebbende meent dat aan de op de gemeente rustende inzamelverplichting in zijn geval niet is voldaan nu hij, naar hij ter zitting heeft bevestigd, met zijn afvalcontainer ongeveer 10 meter moet lopen van de perceelsgrens naar de dichtstbijzijnde aanbiedplaats. Belanghebbende vindt dat dan geen sprake meer is van inzamelen bij het perceel.

4.6. Belanghebbende heeft aldus gehandeld op grond van het onder 2.2. hiervoor vermelde door burgemeester en wethouders genomen besluit. Dit besluit is naar het ter zitting bevestigde oordeel van partijen genomen door een onbevoegd orgaan. Het Hof zal partijen in die opvatting volgen, aangezien die opvatting niet berust op een juridisch onjuist uitgangspunt. De gemeente kon mitsdien belanghebbende op grond van dit besluit niet dwingen tot het gebruik maken van de dichtstbijzijnde aanbiedplaats.

4.7. De Ambtenaar heeft ter zitting opgemerkt dat degenen die hun afvalcontainer niet op de aanbiedplaats hebben aangeboden, doch, zoals voorheen, op de perceelsgrens geen nadeel hebben ondervonden van die handelwijze. De containers zijn ook op die plaatsen gewoon meegenomen. Belanghebbende heeft deze stelling van de gemeente bestreden, doch het tegendeel geenszins aannemelijk gemaakt.

4.8. De omstandigheid dat voormeld besluit onbevoegdelijk is genomen brengt niet ook mee dat de verbindendheid van de Verordening schade lijdt.

Wel kan daarvan het gevolg zijn dat het ten onrechte afgedwongen gebruik van de aanbiedplaats in strijd is met de wet.

4.9. Belanghebbende heeft, bevreesd dat zijn container anders niet geleegd zou worden, het -naar thans vaststaat- onbevoegd genomen besluit opgevolgd.

Belanghebbende wist niet, en de gemeente heeft ook niet bekend gemaakt, dat zijn container ook zou worden geleegd indien hij deze aan de perceelsgrens zou plaatsen. De situatie van belanghebbende dient dan te worden vergeleken met die waarin een gemeente, zonder daartoe een besluit te nemen, burgers dwingt om met hun containers ongeveer 10 meter te lopen naar een aanbiedplaats.

4.10. Te beoordelen blijft dan nog of de gemeente ten aanzien van belanghebbende aan de inzamelverplichting heeft voldaan door de container slechts op te halen op een aanbiedplaats. De gemeente acht dit in het belang van een doelmatige inzameling en wenst daarmee te voorkomen dat uitritten en voetpaden door containers worden geblokkeerd. Belanghebbende heeft dit op zichzelf niet betwist. Een redelijke uitleg van de wet brengt met zich mee dat onder die omstandigheden een gemeente die huishoudelijk afval op ongeveer 10 meter van de perceelsgrens ophaalt, geacht moet worden aan de wettelijke inzamelverplichting te hebben voldaan. In dat geval is de aanslag terecht aan belanghebbende opgelegd.

4.11. Belanghebbende is zeer verstoord over de omstandigheid dat de gemeente niet aanstonds nadat bekend was geworden dat het besluit onbevoegdelijk was genomen een nieuw besluit door het bevoegde orgaan heeft laten nemen. Het staat de belastingrechter echter niet vrij op dit punt een oordeel te geven.

4.12. Het beroep is derhalve ongegrond.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

Beslissing

Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.

Aldus gedaan te Arnhem op 19 april 2001 door mr. Lamens, in tegenwoordigheid van mr. Van Hoorn als griffier.

(E.M. van Hoorn) (J. Lamens)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 april 2001

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt, is een griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten