Home

Gerechtshof Arnhem, 24-04-2001, AB2270, 99-01549

Gerechtshof Arnhem, 24-04-2001, AB2270, 99-01549

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
24 april 2001
Datum publicatie
6 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AB2270
Zaaknummer
99-01549

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

achtste enkelvoudige belastingkamer

nummer 99/01549

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

inspecteur : het hoofd van de Belastingdienst/Particulieren [P], (hierna: de Inspecteur)

beslissing : uitspraak op een bezwaarschrift

aanslag : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997, aanslagnummer [1]

mondelinge behandeling : gehouden te Arnhem op 10 april 2001

waarbij verschenen : de Inspecteur

niet verschenen : belanghebbende, met bericht

gronden:

1. Belanghebbende is in 1997 werkzaam geweest in loondienst. Daarnaast genoot zij uitkeringen op grond van de Algemene bijstandswet. Op het loon dat belanghebbende in loondienst heeft genoten is door haar werkgeefster, door een onjuiste toepassing van de wettelijke bepalingen, te weinig loonbelasting/premie volksverzekeringen ingehouden. Dit heeft geleid tot een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het onderhavige jaar van ƒ 2.493. Het aanslagbiljet is gedagtekend 26 maart 1999. De Inspecteur heeft de aanslag verhoogd met een boete van, per saldo, ƒ 31 omdat belanghebbende haar aangifte niet tijdig zou hebben gedaan. Tot slot heeft de Inspecteur een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van ƒ 100. Het aanslagbiljet vermeldt een te betalen bedrag van ƒ 2. 624.

2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en tegen de boetebeschikking. De Inspecteur heeft in één geschrift uitspraak gedaan.

3. Gelet op het bepaalde in artikel 64, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en artikel 19 van de Uitvoeringsregeling inkomsten-belasting 1990 is de aanslag naar het oordeel van het Hof terecht opgelegd. Daar doet niet aan af dat belanghebbende niet kan worden verweten dat te weinig loonbelasting/premie volksverzekeringen op haar looninkomsten is ingehouden.

4. Belanghebbende heeft als bijlage bij haar beroepschrift een fotokopie overgelegd van een door de Inspecteur afgegeven bewijs van ontvangst van het aangiftebiljet van belanghebbende. De Inspecteur concludeert in zijn vertoogschrift dat de opgelegde boete kan komen te vervallen.

5. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is voor zover het is gericht tegen de aanslag, en gegrond voor zover het is gericht tegen de gehandhaafde boetebeschikking.

6. Aan het vorenstaande doet niet af dat de Inspecteur inmiddels de gehele aanslag en de boetebeschikking bij besluit van 29 februari 2000 ambtshalve heeft verminderd. De Inspecteur heeft het Hof daarvan in kennis gesteld bij brief van 5 april 2001, doch hij heeft daarbij aangegeven dat die vermindering ten onrechte is verleend. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat dit niet geldt voor de boetebeschikking die terecht is vernietigd.

7. Het Hof merkt ten behoeve van belanghebbende en wellicht ten overvloede op, dat het vorenstaande niet inhoudt dat de Inspecteur op grond van deze uitspraak het verschuldigde belastingbedrag van ƒ 2.493 alsnog kan navorderen. De Inspecteur beschikt immers niet over een nieuw feit dat het opleggen van een navorderingsaanslag rechtvaardigt.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van haar beroep heeft moeten maken. Gelet op het Besluit proceskosten fiscale procedures komen de door belanghebbende gestelde fax- en telefoonkosten niet voor vergoeding in aanmerking. Van onder het Besluit vallende reiskosten is het Hof niet gebleken.

beslissing:

Het Gerechtshof

- bevestigt de uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de opgelegde aanslag;

- vernietigt de uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;

- vernietigt de boetebeschikking;

gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden de door haar betaalde griffierechten tot een bedrag van ƒ 80.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 24 april 2001 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van N.Th. Wagener als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(N.Th. Wagener) (J.P.M. Kooijmans)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 3 mei 2001

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ¦ 150. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.