Home

Gerechtshof Arnhem, 12-06-2001, AB2955, 99-01553

Gerechtshof Arnhem, 12-06-2001, AB2955, 99-01553

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
12 juni 2001
Datum publicatie
1 augustus 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AB2955
Zaaknummer
99-01553

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

he

Gerechtshof Arnhem

eerste enkelvoudige belastingkamer

nummer 99/01553

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Renkum (hierna: de Ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

Betreft : onroerende zaakbelasting 1999

nummer : [1]

mondelinge behandeling : op 29 mei 2001 te Arnhem

waarbij verschenen : [belanghebbendes gemachtigde alsmede de Ambtenaar]

gronden:

1. Belanghebbende is voor het onderhavige jaar als gebruiker van het perceel [a-weg 1 te Z] betrokken in de heffing van de onroerende zaakbelasting. Tot 1999 werd in de gemeente Renkum uitsluitend rioolrecht geheven van eigenaren/gebruikers van woningen die op het riool waren aangesloten.

2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat in de aan hem voor het onderhavige jaar opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelasting ten onrechte een bedrag is begrepen ter compensatie van de sedert 1 januari 1999 vervallen rioolrechten. Hij grondt dit standpunt op het feit dat de onroerende zaak [a-weg 1 te Z] niet is aangesloten op de gemeentelijke riolering en om die reden voorheen ook nimmer in de heffing van rioolrechten is betrokken.

3. Een gemeente is niet verplicht om ter bestrijding van de kosten die voor haar zijn verbonden aan de aanleg en instandhouding van het rioleringsstelsel een rioolrecht te heffen. In de tekst van artikel 219 van de Gemeentewet komt in dit verband namelijk het woord "kan" voor.

4. Gelet op hetgeen onder 3. is overwogen, staat het een gemeente vrij de kosten die voor haar verbonden zijn aan de aanleg en de instandhouding van het rioleringsstelsel te bestrijden uit haar algemene middelen. Tot deze algemene middelen behoort onder meer de opbrengst van de onroerende zaakbelastingen. De omstandigheid dat de gemeente Renkum bij het bepalen van de hoogte van de tarieven van de door haar geheven onroerende zaakbelastingen rekening houdt met vorenbedoelde kosten, leidt derhalve niet tot een onredelijke en willekeurige heffing van onroerende zaakbelastingen welke de wetgever bij het aan de gemeenten toekennen van de bevoegdheid tot het heffen van die belastingen niet op het oog kan hebben gehad. De enkele omstandigheid dat een en ander in casu duidelijk zichtbaar is geschied brengt daarin geen verandering, ook niet nu is komen vast te staan dat voor panden die niet op de riolering zijn aangesloten geen afzonderlijke regeling is gemaakt. Tot dit laatste is de gemeente namelijk evenmin verplicht.

5. Ter zitting heeft de Ambtenaar verklaard dat het college van burgemeester en wethouders aan de eigenaren en gebruikers van de panden die in de gemeente Renkum niet zijn aangesloten op de riolering een brief met de volgende inhoud (voor zover hier van belang) heeft gezonden:

"Enkele inwoners hebben er bij de gemeente op aangedrongen om in aanmerking te komen voor een financiële compensatie voor onderhoud aan, bijvoorbeeld, de septic-tank. Na de genoemde argumenten in beschouwing te hebben genomen zijn wij tot de conclusie gekomen dat een dergelijke compensatie te rechtvaardigen is. Hierbij hebben wij als uitgangspunt genomen dat de eigenaren en/of gebruikers van de panden die op 1 januari 1999 niet de mogelijkheid hadden om aan te sluiten hiervoor in aanmerking komen. De hoogte van dit bedrag is vastgesteld op f 232,80, zijnde het bedrag dat in 1998 is opgelegd als rioolrecht. Indien de eigenaar niet de bewoner is zal er een verdeling plaatsvinden over dit bedrag, te weten: f 117,60 voor de eigenaar en f 115,20 voor de bewoner."

6. Ter zitting heeft belanghebbendes gemachtigde verklaard dat geen enkel aan de [a-weg] gelegen pand is aangesloten op het rioleringsstelsel en dat geen van de eigenaren en gebruikers van die panden de voormelde brief heeft ontvangen.

7. De Ambtenaar heeft daarop de toezegging gedaan de voormelde brief alsnog aan de eigenaren en gebruikers toe te zenden en een bedrag van f 115,20 als compensatie aan belanghebbende te zullen uitbetalen.

slotsom:

Het beroep is niet gegrond.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

beslissing:

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Ambtenaar.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2001 door mw. mr. M.C.M. de Kroon, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 juni 2001

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.