Home

Gerechtshof Arnhem, 07-08-2001, AD3382, 00-00423

Gerechtshof Arnhem, 07-08-2001, AD3382, 00-00423

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
7 augustus 2001
Datum publicatie
5 september 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AD3382
Zaaknummer
00-00423

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

zesde enkelvoudige belastingkamer

nummer 00/423

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

Belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P]

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997

aanslagnummer : [1.H76]

mondelinge behandeling : op 24 juli 2001 te Arnhem

waarbij verschenen : verweerder

waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het Hof

gronden:

1. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 1997 als kosten van levensonderhoud een bedrag van ¦ 4.820,- onder de buitengewone lasten opgevoerd.

2. Hij stelt dat die bedragen ten goede zijn gekomen aan zijn ouders, aan twee broers en aan een zuster met haar twee kinderen.

3. Belanghebbende heeft als bewijs voor zijn stelling overgelegd een "statutory declaration" afgelegd voor de "High Court of Justice" te Kumasi door [de vader] en [de moeder]. Voorts heeft hij overgelegd "documenten van overmaking" afgegeven door "First African Forex Bureau" of "Unity Internationaal Transfers", beide te Amsterdam. In die documenten zijn als "receipient" of als "begunstigde" aangewezen: [zes familieleden, waaronder de ouders].

4. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de door belanghebbende genoemde betalingen niet zijn gedaan op een redelijkerwijs te controleren wijze, zoals door bankoverschrijvingen ten name van de persoon die wordt ondersteund of per internationale postwissel.

5. Het Hof begrijpt de Inspecteur aldus dat hij allereerst betwist dat de door belanghebbende genoemde betalingen ten goede zijn gekomen aan de personen genoemd in artikel 46, lid 1, onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

6. De Inspecteur maakt daarbij, ter zitting daarnaar gevraagd, geen uitzondering voor het bedrag van ¦ 600,--, waarvoor in de overgelegde documenten de vader of moeder van belanghebbende als begunstigde is aangewezen, aangezien ook in die gevallen betaling niet heeft plaatsgevonden via bankoverschrijving of postwissel.

7. Belanghebbende heeft, tegenover de betwisting door de Inspecteur, niet op andere wijze aannemelijk gemaakt dat de door hem in de aangifte in aftrek gebrachte bedragen de hiervoor onder 2. genoemde personen hebben bereikt.

8. Het beroep is reeds daarom ongegrond.

9. De Inspecteur heeft vervolgens, gelet op zijn toelichting ter zitting, betwist dat ondersteuning van die personen noodzakelijk is voor het voeren van een redelijk bestaan, overeenkomstig hun plaats in de samenleving. Hij acht de "statutory declaration" daartoe niet overtuigend.

10. Nu belanghebbende zijn stelling op dit punt in de van hem afkomstige stukken niet aannemelijk heeft gemaakt is het beroep ook om deze reden ongegrond.

slotsom:

Het beroep is niet gegrond.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2001 door mr. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Van Hoorn als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(E.M. van Hoorn) (J. Lamens)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 9 augustus 2001

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.