Home

Gerechtshof Arnhem, 07-08-2001, AD3383, 00-01978

Gerechtshof Arnhem, 07-08-2001, AD3383, 00-01978

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
7 augustus 2001
Datum publicatie
5 september 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AD3383
Zaaknummer
00-01978

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

zesde enkelvoudige belastingkamer

nummer 00/1978

U i t s p r a a k

op het beroep van [X te Z], (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd bureau belastingen van de gemeente Zwolle (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende de voor de periode 1997 tot en met 2000 gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ).

1. Beschikking, bezwaar en geding voor het hof

1.1. Ten aanzien van belanghebbende in zijn hoedanigheid van eigenaar is onder nummer [01] een beschikking inzake de Wet WOZ gegeven waarin voor de onroerende zaak [a-weg 1 te Z] de waarde is vastgesteld op ¦ 250.000,-.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. De ambtenaar heeft de beschikking bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De ambtenaar heeft geen verweerschrift ingediend.

1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 31 mei 2001 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [de ambtenaar].

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende heeft eind 1998 een koop/aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een woning, de [a-weg 1 te Z], op het perceel [az], sectie S, perceelnummer [02]. De woning is op 12 juli 1999 opgeleverd; belanghebbende heeft de woning op 31 juli 1999 in gebruik genomen. Belanghebbende heeft voor het sluiten van de overeenkomst geen gebruiks- of genotsrechten op dit perceelsnummer gehad.

2.2. Bij voormelde WOZ-beschikking is de waarde van de onroerende zaak naar de waardepeildatum 1 januari 1995 vastgesteld op ƒ 250.000,- en bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de WOZ-waarde van de onroerende zaak [a-weg 1 te Z] terecht is vastgesteld op ƒ 250.000,-.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Belanghebbende baseert de door hem voorgestane waarde van maximaal ƒ 216.000,- niet op een taxatierapport of op gegevens van gelijk gewicht. De ambtenaar baseert zich voor de door hem voorgestane waarde van ƒ 250.000,- eveneens niet op een taxatierapport of op gegevens van gelijk gewicht.

3.3. Ter zitting heeft belanghebbende geen nieuwe argumenten aangevoerd. De ambtenaar heeft ter zitting medegedeeld dat hij erkent dat de onderhavige beschikking vernietigd dient te worden.

3.4. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de beschikking tot een vastgestelde waarde van maximaal ¦ 216.000,-. De ambtenaar concludeert tot vernietiging van zijn uitspraak en vernietiging van de beschikking.

4. Ambtshalve beoordeling van het geschil

4.1. De beschikking is, gelet op de inhoud, een op de voet van artikel 22, lid 1, van de Wet waardering onroerende zaken (tekst vanaf 1 september 1999, hierna: Wet WOZ) genomen beschikking. Bij die beschikking wordt op grond van artikel 18 van de Wet WOZ de waarde van een onroerende zaak bepaald naar de waarde die de zaak op de peildatum had, rekening houdend met de staat waarin die zaak op de peildatum verkeerde. In bezwaar en beroep mag de juistheid van de in een dergelijke beschikking vastgestelde waarde slechts worden beoordeeld naar de in genoemd artikel 18 gegeven maatstaf.

4.2. De onroerende zaak betreft een in de loop van 1999 gereedgekomen nieuwbouwwoning. De beschikking is gedagtekend 28 januari 2000, vermeldt een waardepeildatum van 1 januari 1995 en een waarde van ¦ 250.000,-. Het vorenstaande noopt tot de conclusie dat bij het bepalen van de waarde per 1 januari 1995 rekening is gehouden met de aanwezigheid van de nieuwbouwwoning, terwijl die toen nog niet was gebouwd. In die situatie dienen niet de artikelen 18 en 22 Wet WOZ, maar de artikelen 19 en 25 te worden toegepast.

4.3. De Ambtenaar heeft ter zitting erkend dat op deze grond de beschikking niet in stand kan blijven. De beschikking zal worden vernietigd. Het Hof voegt daar ten overvloede nog aan toe dat de bekendmaking van de beschikking op onjuiste wijze is geschied, immers aan iemand waarvan niet is komen vast te staan dat hij aan het begin van het tijdvak (1 januari 1997) van de door de Ambtenaar beschreven onroerende zaak enig gebruiksrecht of genotsrecht als bedoeld in artikel 24, lid 3, Wet WOZ had.

5. Proceskosten:

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de Ambtenaar in de proceskosten. Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op ƒ 200,- (verletkosten) en ƒ 38,- (reiskosten), totaal ƒ 238,-.

6. Beslissing:

Het Gerechtshof:

vernietigt de bestreden uitspraak;

vernietigt de bij die uitspraak gehandhaafde beschikking;

gelast de ambtenaar te vergoeden aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 60,-;

veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ 238,-, te vergoeden door de gemeente Zwolle.

Aldus gedaan te Arnhem op 7 augustus 2001 door mr. Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Van Hoorn als griffier.

(E.M. van Hoorn) (J. Lamens)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 9 augustus 2001

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.