Gerechtshof Arnhem, 22-08-2001, AD3451, 99-01460
Gerechtshof Arnhem, 22-08-2001, AD3451, 99-01460
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2001
- Datum publicatie
- 7 september 2001
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2001:AD3451
- Zaaknummer
- 99-01460
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 99/01460
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [A]
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen [P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekering 1995
nummer : [1.H56]
mondelinge behandeling : op 8 augustus 2001 te Arnhem door mr Van Schie, voorzitter, mr N.E. Haas en mr Matthijssen, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier
Waarbij verschenen : belanghebbende en de Inspecteur
Gronden:
1. Belanghebbende is directeur en enig aandeelhouder van [X] B.V. Gedurende een viertal jaren is aan belanghebbende in het kader van zijn dienstbetrekking bij [X] B.V. naast een direct opeisbaar salaris, een salaris toegekend dat pas na verloop van een aantal jaren opeisbaar is en dat niet eerder vorderbaar, inbaar of rentedragend zou worden.
Dit salaris bedroeg voor 1991: ƒ 20.000,--
" " 1992: ƒ 30.000,--
" " 1993: ƒ 30.000,--
" " 1994: ƒ 14.000,--
De bovengenoemde salarissen over 1991 en 1992 waren contractueel vorderbaar en inbaar in 2009 en de bovengenoemde salarissen over 1993 en 1994 waren contractueel vorderbaar en inbaar in 2008.
Op 12 november 1995 werd door de algemene vergadering van aandeelhouders van [X] B.V. goedgekeurd dat de uitgestelde salarissen over de jaren 1991, 1992, 1993 en 1994 vervroegd zouden worden uitbetaald, en wel per 1 december 1995 tegen de naar beneden afgeronde contante waarde, waarbij een rekenrente is gehanteerd van 7%. De contante waarde werd door de betrokkenen becijferd op ƒ 37.650,--, welke berekening op zichzelf tussen partijen niet in geschil is, en de "afkoopsom" werd door hen in overleg vastgesteld op ƒ 37.000,-- (bijlage 6 bij het vertoogschrift van de Inspecteur).
2. Van inkomsten als de onderhavige kan niet worden gezegd dat zij worden genoten ter vervanging van gederfde of te derven inkomsten. In dit geval is sprake van het vervroegd ontvangen van de oorspronkelijk voorziene inkomsten. Het enkele feit dat bij de uitbetaling de berekende contante waarde naar beneden toe op het naastgelegen bedrag van ƒ 1.000,-- is afgerond, maakt die uitbetaling niet tot een uitbetaling van een afkoopsom. Toepassing van het bijzondere tarief van artikel 57, lid 1, onderdeel h, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 komt daarom niet aan de orde.
3. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
Slotsom:
Het beroep is ongegrond.
Proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling.
Beslissing:
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer in de samenstelling als hiervoor vermeld op 8 augustus 2001. Deze mondelinge uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2001 door mr. Van Schie, voorzitter van die kamer, in tegenwoordigheid van mr. Den Ouden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter van voormelde kamer,
(R. den Ouden) (P.M. van Schie)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 augustus 2001
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.