Home

Gerechtshof Arnhem, 27-08-2001, AD3497, 99/00597

Gerechtshof Arnhem, 27-08-2001, AD3497, 99/00597

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
27 augustus 2001
Datum publicatie
12 september 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AD3497
Zaaknummer
99/00597

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

Vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 99/00597

U i t s p r a a k

op het beroep van [X], wonende te [Z] (hierna: belanghebbende), tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P] op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997.

1. Aanslag en bezwaar

1.1. De aan belanghebbende opgelegde aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van f 45.859 met inachtneming van aftrek elders belast ten bedrage van f 1.293 en een belastingvrije som van f 7.102. Aan heffingsrente is f 29 vergoed.

1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak van 8 februari 1999 het bezwaar afgewezen.

2. Geding voor het Hof

2.1. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 9 maart 1999.

2.2. Tot de stukken van het geding behoren het vertoogschrift en de daarin genoemde bijlagen.

2.3. Bij de mondelinge behandeling op 10 april 2001 te Arnhem zijn gehoord belanghebbende, alsmede [de Inspecteur].

3. De vaststaande feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussenpartijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet weersproken, de volgende feiten vast.

3.1. Belanghebbende, die is geboren in 1961, is gehuwd. Hij is fysiotherapeut, woont in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Gedurende het gehele jaar 1997 heeft hij een praktijk met praktijkruimte zowel in Nederland als in Duitsland. Daarnaast heeft hij in Nederland een opleidingsinstituut.

3.2. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar een winst behaald van f 80.100. Hiervan kan f 30.294 worden toegerekend aan de praktijk in Duitsland en, na aftrek wegens investerings- en vermogensaftrek, f 49.806 aan de praktijk in Nederland.

3.3. Duitsland heft over de Duitse winst Einkommensteuer. In verband daarmee heeft de Inspecteur de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting als volgt berekend.

De in Nederland verschuldigde inkomstenbelasting over het wereldinkomen bedraagt 5.05% x f 38.757 (belastbaar inkomen - belastingvrije som), is f 1.957. De premie volksverzekeringen bedraagt 32,25% van f 38.757, is f 12.499.

Totaal onzuiver inkomen f 56.686

Af: zelfstandigenaftrek f 9.825

Meewerkaftrek - 1.002

- 10.827

Herleid onzuiver inkomen f 45.859.

Aftrek wegens elders belast:

30.294 × 45.859 × f 1.957 = f 1.293.

Verschuldigde inkomstenbelasting f 1.957 - f 1.293 = f 664.

3.4. Als zijnde woonachtig in Nederland, was belanghebbende in het onderhavige jaar in Nederland premieplichtig voor de heffing van volksverzekeringen.

3.5. In zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft belanghebbende bij vraag 25 in de rubriek ‘Te verrekenen voorheffingen’ een bedrag van f 7.543 aan Duitse Einkommensteuervermeld.

4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

4.1. Partijen houdt verdeeld of de Inspecteur de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting juist heeft berekend.

4.2. Het standpunt van belanghebbende luidt:

(in het beroepschrift)

De Duitse Einkommensteuer bedraagt 24,9% van f 30.294, is f 7.543.

Op grond van de regels ter voorkoming van dubbele belasting zou hij verwachten dat de aftrek elders belast minimaal f 1.957 zou zijn in plaats van f 1.293. Effectief betaalt hij in de eerste schijf (24,9% - 5,05%) 19,85% meer inkomstenbelasting dan een in Nederland wonende belastingplichtige.

Hij wil evenveel inkomstenbelasting betalen als iedere andere Nederlander. Dit kan worden bereikt door de in Duitsland geheven Einkommensteuer in aftrek te brengen op de totale winst en het dan overgebleven bedrag als winst uit buitenlandse onderneming volledig mee te nemen in het in Nederland belastbare wereldinkomen.

Deze situatie doet zich in zijn geval al voor sinds 1987.

(ter zitting)

Hij acht de wijze van berekenen van de aftrek elders belast in strijd met het gelijkheidsbeginsel. We leven in één Europa.

4.3. De Inspecteur: stelt zich op het volgende standpunt:

(in het vertoogschrift)

Op grond van artikel 9 van het Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting met Duitsland kan dat land Einkommensteuer heffen over de aldaar behaalde winst. De heffing over het wereldinkomen van belanghebbende en de verrekening van dubbele belasting heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 20 van dat verdrag.

Het feit dat er Duitsland meer belasting wordt betaald dan er verschuldigd zou zijn indien er alleen inkomen was in Nederland is een Duitse aangelegenheid. Zolang er geen geharmoniseerd belastingstelsel in Europa is zal er altijd wel verschil blijven in belastingtarieven tussen de lidstaten.

Artikel 43, onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 sluit de door belanghebbende gekozen oplossing van het accepteren als kostenaftrek van de in Duitsland betaalde belasting uit. De Einkommensteuer is ook niet aangewezen als verrekenbare voorheffing in artikel 63 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

(ter zitting)

Hij heeft een probleem als belanghebbende aan de orde stelt nog niet eerder gezien. De Duitse inkomstenbelasting van f 7.543 over een winst van f 30.000, rekening houdende met een belastingvrije som, is relatief hoog.

4.4. Belanghebbende verzoekt vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag, naar het Hof begrijpt, naar een belastbaar inkomen van (f 45.859 - f 7.543) f 38.316, zonder aftrek wegens elders belast.

4.5. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Belanghebbende oefent zowel in Nederland als in Duitsland het beroep van fysiotherapeut uit. Hij verricht derhalve in twee landen een economische activiteit, welke dubbele economische activiteit over het belastingjaar 1997 rechtstreeks gevolgen heeft voor de berekening van de belasting over zijn inkomen in Nederland.

5.2. Het Hof verstaat het beroep van belanghebbende als een beroep op de door het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Verdrag van 25 maart 1957, Trb. 1957,91, zoals laatstelijk gewijzigd; hierna: het EG-Verdrag) erkende rechten en vrijheden. Gelet op hetgeen in 5.1. is overwogen kan belanghebbende een beroep doen op de bepalingen van het EG-Verdrag.

5.3. In dit geval is van belang artikel 43 van het Verdrag, dat het verbod bevat op beperkingen van de vrijheid van vestiging van onderdanen van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat.

5.4. Door de gezamenlijke uitwerking van de Duitse en de Nederlandse wet, te weten het verschil in tarief voor de Duitse Einkommensteuer en de Nederlandse inkomstenbelasting in combinatie met de gevolgen van het tussen beide landen gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting, is een situatie ontstaan waarin belanghebbende over zijn totale in Nederland en Duitsland verdiende inkomen meer inkomstenbelasting betaalt dan in het geval hij ditzelfde inkomen alleen in Nederland zou hebben verdiend.

5.5. Het voorkomen van dubbele belasting is blijkens artikel 293 van het EG-Verdrag één van de doelstellingen van de Europese Gemeenschap (hierna: de EG). Genoemd artikel 293 roept de lidstaten ‘voor zover nodig’ op tot het voeren van onderhandelingen. Een belastingplichtige kan zich te dezen niet op rechtstreekse werking van het EG-Verdrag beroepen.

5.6. Tot dusver is op het niveau van de EG geen unificatie of harmonisatieregel tot afschaffing van dubbele belasting vastgesteld. De lidstaten zijn derhalve bevoegd gebleven terzake van het treffen van bilaterale belastingverdragen. Met het oog daarop is het niet onredelijk dat lidstaten zich bij het vaststellen van regels ter voorkoming van dubbele belasting laten leiden door het OESO-modelverdrag. De doelstelling van deze verdragen gaat evenwel niet verder dan het wegnemen van dubbele heffing. Daarbij is het niet vereist dat alle tariefverschillen worden weggenomen.

5.7. In het onderhavige geval wordt het verschil in heffing tussen het voorliggende geval en de denkbeeldige situatie waarin het inkomen van belanghebbende alleen in Nederland zou worden belast niet veroorzaakt door een ongelijke behandeling, maar door het tariefverschil tussen Nederland en Duitsland in combinatie met de gekozen methode ter voorkoming van dubbele belasting. Zulks is niet strijdig met de bepalingen van het EG-Verdrag.

5.8. De omstandigheid dat dit verschil mede wordt veroorzaakt door de wijze waarop in beide landen de heffing van premies van sociale verzekeringen plaatsvindt, brengt hierin geen verandering.

6. Slotsom

Het beroep van belanghebbende is ongegrond.

7. Proceskosten

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het Hof geen termen aanwezig.

8. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak.

Aldus gedaan op 27 augustus 2001 door mr Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Nuboer, als griffier. Mr Nuboer is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.

De voorzitter,

J.B.H. Röben

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 augustus 2001

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.