Home

Gerechtshof Arnhem, 11-09-2001, AD3663, 99-01905

Gerechtshof Arnhem, 11-09-2001, AD3663, 99-01905

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
11 september 2001
Datum publicatie
21 september 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AD3663
Zaaknummer
99-01905

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

TdK

Gerechtshof Arnhem

eerste enkelvoudige belastingkamer

nummer 99/01905

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

Belanghebbende : [X]

Te : [Z]

Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P]

Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

Betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997

Nummer : [1.H.76]

Mondelinge behandeling : op 28 augustus 2001 te Arnhem

Waarbij verschenen : belanghebbende alsmede diens gemachtigde [… en de Inspecteur]

gronden:

1. Belanghebbende, geboren in 1969, is vanaf 1985 in loondienst van [A] B.V., welke vennootschap een aantal kledingzaken exploiteert, aanvankelijk als vakantie- en weekendhulp, en later van 1992 tot 1997 als full-time medeverkoper/verkoopleider. In maart 1997 wordt hij benoemd als lid van het managementteam. De plaats waar de werkzaamheden worden verricht is [Q].

2. Belanghebbende bewoonde vanaf 1990 een huurwoning in [R] op 26 kilometer afstand van [Q]. In maart 1997 - gelijktijdig met zijn benoeming tot manager - treedt belanghebbende in het huwelijk en verhuist hij van [R] naar [Z], op 5 kilometer afstand van zijn arbeidsplaats [Q].

Terzake van de verhuizing heeft belanghebbende geen vergoeding van zijn werkgever ontvangen.

3. In zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft belanghebbende de verhuiskosten als aftrekbare kosten opgevoerd, daartoe stellende dat hij voldoet aan de criteria neergelegd in artikel 7b, lid 1, van de Uitvoeringsregeling IB 1990, hierna: de Uitvoeringsregeling, en voorts dat zijn verhuizing ook overigens noodzakelijk is voor een goede vervulling van zijn nieuwe werkzaamheden. De Inspecteur heeft bedoelde kosten niet in aftrek toegelaten.

4. Ingevolge artikel 7b, lid 1, van de Uitvoeringsregeling worden als kosten van verhuizing in ieder geval aangemerkt de kosten van verhuizing in verband met werkzaamheden binnen twee jaar "na de aanvaarding van een nieuwe werkkring of na overplaatsing binnen de bestaande werkkring" indien wordt verhuisd naar een woning binnen een afstand van 10 kilometer van de nieuwe arbeidsplaats terwijl die afstand daarvoor groter was dan 10 kilometer (onderdeel a) en die afstand door de verhuizing met ten minste 50 per cent en tenminste 10 kilometer wordt bekort (onderdeel b). Hoewel belanghebbende voldoet aan de onder a en b gestelde criteria en eveneens voldoet aan de eis dat hij binnen twee jaar na de verandering van zijn functie is verhuisd, mist het artikel toepassing aangezien een verandering van functie binnen een bestaande werkkring waarbij de nieuwe werkzaamheden worden verricht op een oude arbeidsplaats, zoals bij belanghebbende het geval is, niet gelijk te stellen is met aanvaarding van een nieuw werkkring of een overplaatsing naar een andere locatie.

Het beroep van belanghebbende op de uitspraak van het Gerechtshof te

’s-Gravenhage van 8 november 1996, VN 1997/1736 kan hem niet baten aangezien de aldaar berechte casus betrekking had op een belastingjaar gelegen vóór het tijdstip van 1 januari 1997 met ingang waarvan voornoemd artikel 7b is ingevoerd en voorts naar het oordeel van dat hof in dat geval sprake was van het aanvaarden van een nieuwe dienstbetrekking na een daaraan voorafgaand ontslag.

5. Ten betoge dat de verhuizing nochtans op zakelijke gronden was gestoeld, heeft belanghebbende de volgende argumenten aangevoerd:

· zijn vader - algemeen directeur van de winkelketen - heeft hem verzocht zo dicht mogelijk bij de hoofdvestiging [Q] te gaan wonen.

· de verhuizing was noodzakelijk in verband met de gewijzigde inhoud en drastische verzwaring van zijn werkzaamheden (leiding geven en coördineren);

· de functie van sleutelbewaarder bij calamiteiten alsmede onverwachte controlewerkzaamheden buiten de werktijden maken een wonen in de onmiddellijke omgeving noodzakelijk.

Ter zitting heeft belanghebbende daaraan nog toegevoegd dat:

· het managementteam waarvan hij deel uitmaakt bestaat uit drie personen en dat deze allen toezien op het goed reilen en zeilen van alle vestigingen van belanghebbende;

· delegatie van werkzaamheden slechts mogelijk is indien de goede mensen op de juiste plaats aanwezig zijn;

· het management in het onderhavige jaar veel heeft moeten bijsturen omdat twee bedrijfsleiders niet goed bleken te functioneren;

· belanghebbende en zijn aanstaande echtgenote reeds drie jaar samenwoonden in het huurhuis te [R] en er geen noodzaak aanwezig was uit te kijken naar een nieuwe woonruimte omdat zij daar naar volle tevredenheid woonden.

6. Het Hof acht belanghebbende niet geslaagd in het bewijs dat de verhuizing in maart 1997 is ingegeven door overwegend zakelijke motieven in verband met de verandering van zijn functie doch voor een groot deel mede voortvloeit uit de persoonlijke wensen van belanghebbende en zijn echtgenote met wie hij op nagenoeg hetzelfde tijdstip in het huwelijk is getreden. Het feit dat belanghebbende en zijn aanstaande echtgenote naar tevredenheid in hun vorige huis te [R] hebben samengewoond staat daaraan niet in de weg. Het aan belanghebbende door zijn vader gegeven advies om zo dicht mogelijk bij zijn arbeidsplaats te gaan wonen, is niet voldoende om te kunnen spreken van een voor de nieuwe functie noodzakelijke verhuizing. De omstandigheid dat de verhuiskosten van belanghebbende niet ten laste van de werkgever zijn gekomen, vormt daarvoor eveneens een aanwijzing.

Voorts vermag het Hof niet inzien waarom het voor de functie van een verkoper/verkoopleider niet en voor de functie van manager wel noodzakelijk zou zijn zo dicht mogelijk bij de arbeidsplaats te wonen. Het tegendeel laat zich eerder denken nu bestuurswerkzaamheden zich doorgaans afspelen op een meer algemener en afstandelijker niveau dan de werkzaamheden van een verkoper/verkoopleider die noodzakelijkerwijs direct op de werkvloer zullen plaatsvinden. Ook het feit dat de werkzaamheden als bestuurder niet alleen door belanghebbende doch ook door zijn twee medebestuurders worden verricht en zich niet alleen uitstrekken tot de hoofdvestiging te [Q] doch ook tot de overige vestigingen van belanghebbende wijzen in de richting dat belanghebbende niet veel vaker dan voorheen te [Q] moet zijn. Dit geldt zowel voor het geven van richtlijnen, als voor overleg en de coördinatie.

Het enkele feit dat belanghebbende in zijn nieuwe functie langere werktijden maakt dan in zijn oude functie, brengt niet noodzakelijkerwijs met zich mee dat de verhuizing is ingegeven door overwegend zakelijke motieven. De omstandigheid dat het bestuur ten tijde van belanghebbendes verhuizing veel heeft moeten bijsturen en bepaalde werkzaamheden niet heeft kunnen delegeren omdat twee bedrijfsleiders niet goed functioneerden, duidt er eveneens op dat de uitvoerende werkzaamheden doorgaans ter plekke door bedrijfsleiders - en niet door het management - worden uitgevoerd. De omstandigheid dat dit in het onderhavige jaar anders was, vormt geen aanwijzing voor een zakelijke noodzaak tot verhuizen aangezien deze situatie in redelijkheid als uitzondering en niet als regel mag worden verondersteld.

Ook belanghebbendes stelling dat hij in zijn nieuwe functie tevens als sleutelbewaarder bij calamiteiten en in verband met het uitvoeren van onverwachte controles dicht bij zijn werkplek moet wonen, acht het Hof niet aannemelijk.

De Inspecteur heeft onweersproken gesteld dat ook de vorige sleutelbewaarder niet woonde in de onmiddellijke nabijheid van de arbeidsplaats zodat de noodzaak daarvan naar het oordeel van het Hof niet is komen vast te staan. De stelling dat de verzekeringsmaatschappij thans deze voorwaarde heeft gesteld, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt.

Voorts moet ervan worden uitgegaan dat calamiteiten zich bij hoge uitzondering, in ieder geval niet veelvuldig en met zekere regelmaat zullen voordoen en niet per definitie plaatsvinden buiten de normale werktijden. Hetzelfde geldt voor de onverwachte controles, zij het dat deze evenals de geplande controles doorgaans juist wel onder normale werktijden zullen plaatsvinden en het meer voor de hand ligt deze controles door verkoopleiders te laten uitvoeren dan deze als algemeen bestuurder zelf uit te voeren.

slotsom:

Het beroep is ongegrond.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

beslissing:

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2001 door mr. M.C.M. de Kroon, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 september 2001

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.