Home

Gerechtshof Arnhem, 19-09-2001, AD3913, 99-03056

Gerechtshof Arnhem, 19-09-2001, AD3913, 99-03056

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
19 september 2001
Datum publicatie
1 oktober 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AD3913
Zaaknummer
99-03056

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

zevende enkelvoudige belastingkamer

nummer 99/03056

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : Maatschap [X]

te : [Z]

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : boetebeschikking genomen bij naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1998

nummer : [1.F01.1]

mondelinge behandeling : op 19 september 2001 te Arnhem

waarbij verschenen : de Inspecteur, […]

waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het Hof

gronden:

1. Belanghebbende exploiteert een transportonderneming. Zij heeft op 25 augustus 1998 een vrachtwagen gekocht. De ter zake in rekening gebrachte omzetbelasting is tweemaal in aftrek gebracht. Als gevolg hiervan is te weinig belasting op aangifte voldaan.

2. De onder 1 bedoelde fout is door de accountant van belanghebbende ontdekt. In april 1999 is een "suppletie-aangifte" ingediend en is de Inspecteur verzocht de nog verschuldigde belasting ten bedrage van ƒ 25.221 na te heffen zonder verhoging. Het bedrag van ƒ 25.221 heeft voor het grootste deel betrekking op de meerbedoelde fout.

3. De Inspecteur heeft de volgens de suppletie-aangifte nog verschuldigde belasting nageheven met een boete van 5% (ƒ 1.261).

4. Voor het opleggen van een boete als de onderhavige die gebaseerd is op art. 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is niet vereist dat aan de belanghebbende opzet of grove schuld te verwijten is. Een boete dient echter achterwege te blijven indien sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas).

5. De onder 1 aangeduide fout is veroorzaakt doordat zowel bij het inboeken in het bankboek van de telefonische betaling (in augustus) als bij het inboeken in het inkoopboek van de ter zake van de aankoop van de vrachtauto aan belanghebbende uitgereikte factuur omzetbelasting is afgezonderd. Dit is weliswaar slechts een licht verzuim maar geen situatie van avas.

6. Het Hof acht een boete van ƒ 1.261 passend bij het onderhavige verzuim gelet op het bedrag aan belasting dat als gevolg van het verzuim aanvankelijk niet geheven is, ook als in aanmerking wordt genomen dat van de zijde van belanghebbende vrijwillig is verzocht om naheffing zodra gebleken was dat te weinig belasting was voldaan.

slotsom:

Het beroep is niet gegrond.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2001 door mr.drs. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(W.J.N.M. Snoijink) (F.J.P.M. Haas)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 september 2001

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.