Home

Gerechtshof Arnhem, 04-10-2001, AD4762, 00-00727

Gerechtshof Arnhem, 04-10-2001, AD4762, 00-00727

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
4 oktober 2001
Datum publicatie
24 oktober 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AD4762
Zaaknummer
00-00727

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 00/00727

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

Belanghebbende : [X]

te : [Z] (Duitsland)

Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn

Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

Betreft : motorrijtuigenbelasting

Tijdvak : 9 december 1999 t/m 8 maart 2000

Nummer : [1.Y9.4]

Mondelinge behandeling : op 20 september 2001 te Arnhem

Waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Inspecteur]

gronden:

1. Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij woont 5 meter over de grens in Duitsland.

2. Belanghebbende is houder van een motorrijwiel met kenteken [AA-00-BB], waarvoor hij sedert 15 juni 1998 bij de RDW op grond van de Wegenverkeerswet 1994 in het kentekenregister als houder is ingeschreven.

3. Belanghebbende is, naar het Hof begrijpt, van mening dat de Inspecteur ten onrechte van hem, als zijnde woonachtig in het buitenland, belasting heft.

4. Motorrijtuigenbelasting is verschuldigd ter zake van het houden van een motorrijwiel. De belasting wordt geheven van degene op wiens naam bij de aanvang van het tijdvak het kenteken is gesteld.

5. Ingevolge artikel 7, lid 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) wordt als houder van een motorrijtuig aangemerkt degene op wiens naam het kenteken in het (Nederlandse) kentekenregister als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 staat ingeschreven.

6. De stelling van belanghebbende dat het motorrijtuig sinds jaren niet meer in Nederland is geweest en zodoende geen gebruik heeft gemaakt van het Nederlandse wegenstelsel, mist in het systeem van een belasting naar het houden van een motorrijtuig betekenis en doet aan de juistheid van de naheffing niet af. Eveneens mist betekenis dat belanghebbende in Duitsland woonachtig is.

7. In het verweerschrift heeft de Inspecteur nader het standpunt ingenomen dat de in de naheffingsaanslag begrepen boete moet worden kwijtgescholden. Bij beschikking van 8 mei 2000 heeft de Inspecteur de boetebeschikking vernietigd.

slotsom:

Het beroep is gedeeltelijk gegrond.

proceskosten:

Het Hof berekent de op grond van artikel 8:75 Awb voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van belanghebbende op ƒ 30 (reis- en verblijfskosten). Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is het Hof niet gebleken.

beslissing:

Het Gerechtshof:

vernietigt de bestreden uitspraak;

verstaat dat de boetebeschikking is vervallen bij de nadere beschikking van 8 mei 2000;

handhaaft de naheffingsaanslag;

gelast de Inspecteur aan belanghebbende het voor het instellen van het beroep betaalde griffierecht ad ƒ 60 te vergoeden;

veroordeelt de Inspecteur voor een bedrag van ƒ 30,- in de proceskosten van belanghebbende, te vergoeden door de Staat der Nederlanden.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2001 door mr J.B.H. Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Nuboer als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(M.M. Nuboer) (J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 oktober 2001

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.