Home

Gerechtshof Arnhem, 19-11-2001, AD6861, 99-01046

Gerechtshof Arnhem, 19-11-2001, AD6861, 99-01046

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
19 november 2001
Datum publicatie
11 december 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AD6861
Zaaknummer
99-01046

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

tweede meervoudige belastingkamer

nummer 99/01046

U i t s p r a a k

op het beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting op het bezwaar van belanghebbende tegen na te noemen beschikking.

1. Beschikking en bezwaar

Bij beschikking van 7 december 1998, kenmerk […], heeft de Inspecteur een verzoek om toepassing van het tarief van artikel 30, lid 1, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) voor het motorrijtuig met het kenteken [AA-00-BB] afgewezen. De beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

2. Geding voor het Hof

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

Bij de mondelinge behandeling door de zevende enkelvoudige belastingkamer van dit Hof op 25 juli 2001 te Arnhem zijn verschenen en gehoord belanghebbendes gemachtigde […] alsmede de Inspecteur. De zaak is op die zitting ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar de meervoudige belastingkamer. Bij de mondelinge behandeling na verwijzing door de tweede meervoudige belastingkamer op 18 oktober 2001 te Arnhem zijn verschenen en gehoord genoemde gemachtigde alsmede de Inspecteur.

3. De vaststaande feiten

3.1. Belanghebbende is vanaf 21 maart 1995 houder van het motorrijtuig met het kenteken [AA-00-BB].

3.2. Het motorrijtuig is een Mercedes-Benz van het type 300 TD. Nadat het motorrijtuig was voorzien van een vaste kook- en slaapgelegenheid heeft belanghebbende deze ter keuring aangeboden aan de Rijksdienst voor het wegverkeer. Vervolgens is op het kentekenbewijs "kampeerauto" vermeld.

Belanghebbende heeft de Inspecteur verzocht om toepassing met ingang van 29 april 1998 van het tarief als bedoeld in artikel 30, lid 1, van de Wet.

3.3. De Inspecteur heeft het verzoek afgewezen omdat: "Het betreffende motorrijtuig […] in ieder geval qua hoogte, en wellicht ook qua breedte, niet geschikt [is] voor het verblijf van één of meer personen (geen leefruimte)".

In zijn vertoogschrift heeft de Inspecteur onder meer aangevoerd: "De binnenruimte van de betreffende auto kent in het geheel geen stahoogte. Daarmee is naar mijn oordeel in deze situatie in ieder geval geen sprake van een kampeerauto".

4. Het geschil, de standpunten en de conclusies van partijen

4.1. Tussen partijen is in geschil of het onderhavige motorrijtuig een kampeerauto is als bedoeld in artikel 2, onderdeel g, van de Wet, hetgeen belanghebbende verdedigt en de Inspecteur betwist.

4.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken. Ter zitting van 25 juli 2001 zijn daaraan geen nieuwe argumenten toegevoegd.

4.3. Ter zitting van 18 oktober 2001 is daaraan nog toegevoegd - zakelijk weergegeven -

door belanghebbende:

De auto was voorzien van een wasgelegenheid en van waterreservoirs.

door de Inspecteur:

- Auto's die met name bestemd zijn voor dagelijks gebruik zoals hatchbacks, stationcars, jeepachtigen, koerierauto's en ruimteauto's kunnen op grond van hun uiterlijke kenmerken reeds niet worden aangemerkt als kampeerauto's. Vervolgens zal nog moeten worden getoetst of de inrichting van de binnenruimte voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

- De auto van belanghebbende is in ieder geval geen kampeerauto omdat een toereikende keukeninrichting ontbreekt.

4.4. Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en honorering van het verzoek om toepassing van het tarief bedoeld in artikel 30, lid 1, van de Wet. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Ingevolge artikel 2, onderdeel g, van de Wet wordt onder een kampeerauto verstaan een personenauto waarvan de binnenruimte is ingericht voor het vervoer en verblijf van personen en is voorzien van een vaste kook- en slaapgelegenheid.

5.2. Uit het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2001, nummer 36.557, volgt dat een voorwaarde inhoudende dat alleen dan sprake is van een kampeerauto indien de binnenruimte van het desbetreffende motorrijtuig een bepaalde stahoogte heeft, geen grondslag vindt in de onder 5.1. gemelde wetsbepaling.

5.3. Het Hof vindt ook overigens in hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat belanghebbendes motorrijtuig, dat is voorzien van een vaste kook- en slaapgelegenheid, niet is aan te merken als een kampeerauto.

5.4. In het bijzonder bestaat geen grond voor het stellen van de eis dat het motorrijtuig moet zijn voorzien van een keukeninrichting die meer omvat dan een vaste kookgelegenheid. Een voorwaarde met die inhoud vindt onvoldoende steun in de tekst van artikel 2, onderdeel g, van de Wet of in de geschiedenis van de Wet van 12 juni 1997, Stb. 245, waarbij die bepaling is ingevoerd.

5.5. De Inspecteur heeft het verzoek om toepassing van het tarief van artikel 30, lid 1, van de Wet ten onrechte niet gehonoreerd.

6. Slotsom

Het beroep is gegrond.

7. Proceskosten

In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten fiscale procedures kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

8. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur alsmede de daarbij gehandhaafde beschikking;

- bepaalt dat met betrekking tot het motorrijtuig met het kenteken [AA-00-BB] het tarief van artikel 30, lid 1, van de Wet van toepassing is met ingang van 29 april 1998;

- gelast de Inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 85 te vergoeden.

Aldus gedaan te Arnhem op 19 november 2001 door mr. P.M. van Schie, voorzitter, mr. drs. F.J.P.M. Haas en mr. M.C.M. de Kroon, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.

(A. Vellema) (P.M. van Schie)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 19 november 2001

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.