Home

Gerechtshof Arnhem, 13-11-2001, AD7306, 00-00285

Gerechtshof Arnhem, 13-11-2001, AD7306, 00-00285

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
13 november 2001
Datum publicatie
19 december 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AD7306
Zaaknummer
00-00285

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste enkelvoudige belastingkamer

nummer 00/00285

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : verklaring als bedoeld in artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet

nummer : […]

mondelinge behandeling : op 30 oktober 2001 te Arnhem

waarbij verschenen : [de Inspecteur]

waarbij niet verschenen : belanghebbende, die overeenkomstig de wet is opgeroepen

gronden:

1. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat belanghebbende verzekerd is ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) en dat hij ter zake van die wet premie betaalt. Voorts heeft de Inspecteur verklaard dat uit het hem bekende dossier van belanghebbende niet blijkt dat belanghebbende zich heeft laten registreren als gemoedsbezwaarde.

Het Hof acht een en ander aannemelijk.

2. Nu niet in geschil is dat belanghebbende ook overigens voldoet aan de in artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet (hierna: de Wet) genoemde voorwaarden heeft de Inspecteur terecht de omstreden verklaring afgegeven. Uit de parlementaire geschiedenis van de onderhavige bepaling blijkt dat de onderwerpelijke verklaring er slechts toe strekt aan te geven dat de Belastingdienst - als bestuursorgaan dat bij uitstek over de daarvoor benodigde gegevens beschikt - heeft getoetst en vastgesteld dat belanghebbende voldoet aan de wettelijke voorwaarden, maar dat die verklaring op zich geen verzekeringsplicht in het leven roept nu die plicht rechtstreeks voortvloeit uit de Wet zelf.

3. Belanghebbende stelt in zijn beroepschrift dat hij bezwaren heeft tegen de door de Inspecteur afgegeven beschikking omdat hij uit geloofsovertuiging tegen een ziektekostenverzekering is, die de kosten van onder andere euthanasie en abortus dekt.

4. Naar het oordeel van het Hof kan dit beroep van belanghebbende reeds op de in 2. vermelde gronden niet slagen.

5. Met betrekking tot de vraag of belanghebbende in het onderhavige geval als gemoedsbezwaarde kan worden aangemerkt overweegt het Hof ten overvloede nog als volgt.

6. Op grond van artikel 17 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (hierna: CSV) kan - voor zover hier van belang - degene die gemoedsbezwaren heeft tegen de verzekering ingevolge de Wet, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels en voorwaarden, worden vrijgesteld van de bij die regeling aan te wijzen verplichtingen.

7. Op grond van artikel 1 van de Regeling gemoedsbezwaarden Sociale Verzekeringswetten (hierna: de Regeling) kan - voor zover hier van belang - een persoon die gemoedsbezwaren heeft, op zijn verzoek van de vorenbedoelde verplichtingen worden vrijgesteld. Ingevolge artikel 2 van de Regeling geschiedt het verzoek door indiening van een ondertekende verklaring.

8. Belanghebbende, op wie in dezen de bewijslast rust, heeft op geen enkele wijze aangetoond dat hij een ondertekende verklaring heeft ingediend, noch dat hij op grond daarvan als gemoedsbezwaarde is aangemerkt. Ook op die grond kan belanghebbendes beroep niet slagen.

slotsom:

Het beroep is niet gegrond.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2001 door mw. mr. M.C.M. de Kroon, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.