Home

Gerechtshof Arnhem, 04-12-2001, ECLI:NL:GHARN:2001:BV5628 AD8014, 01-00352

Gerechtshof Arnhem, 04-12-2001, ECLI:NL:GHARN:2001:BV5628 AD8014, 01-00352

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
4 december 2001
Datum publicatie
10 januari 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AD8014
Zaaknummer
01-00352

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

achtste enkelvoudige belastingkamer

nummer 01/00352

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

ambtenaar : de heffingsambtenaar van het Intergemeentelijk Orgaan Rivierenland

(hierna: de Ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen de voorlopige aanslag afvalstoffenheffing

(aanslagnummer: […])

jaar : 2000

mondelinge behandeling : op 20 november 2001 te […]

waarbij verschenen : belanghebbende

waarbij niet verschenen : de Ambtenaar, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen

gronden:

1. Belanghebbende heeft op 1 november 2000 de eigendom van het pand [a-weg 1 te Z] verworven. Hij maakt sinds die datum feitelijk gebruik van dit pand. Met betrekking tot het pand geldt voor het Intergemeentelijk Orgaan Rivierenland een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

2. De vorige bewoner van het pand maakte in dit kader gebruik van één container van 140 liter bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval (de zogenoemde groene container) en van twee containers van 240 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen (de zogenoemde grijze containers).

3. De Ambtenaar heeft belanghebbende, als degene die feitelijk gebruik maakt van bedoeld pand, op 8 december 2000 een voorlopige aanslag in de afvalstoffenheffing voor het jaar 2000 opgelegd ten bedrage van ƒ 110,67. Deze aanslag heeft betrekking op de periode 1 november 2000 tot en met 31 december 2000 en is berekend naar één groene container van 140 liter en twee grijze containers van 240 liter.

4. Belanghebbende bestrijdt deze aanslag met de stelling dat hij slechts gebruik wenst te maken - en zulks in de onderhavige periode ook heeft gedaan - van één groene container van 140 liter en van één grijze container van 240 liter. Belanghebbende is van oordeel dat hij niet is gebonden aan het door de vorige bewoner aangevraagde containerpakket. Het had, aldus belanghebbende, op de weg van de heffende instantie gelegen om bij hem als nieuwe bewoner te informeren van welk containerpakket hij gebruik wenste te maken.

5. De Ambtenaar deelt de zienswijze van belanghebbende niet. Naar zijn opvatting is een containerpakket verbonden aan een perceel en niet aan de gebruiker daarvan. Bij wijziging van de eigenaar/gebruiker van een pand blijft het containerpakket gehandhaafd, tenzij de nieuwe eigenaar/gebruiker aangeeft een ander containerpakket te willen gebruiken.

6. Dienaangaande heeft het volgende te gelden. Ingevolge artikel 5 van de Verordening afvalstoffenhefing 1998 van het Intergemeentelijk Orgaan Rivierenland wordt de afvalstoffenheffing geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. In hoofdstuk 1.1. van deze tarieventabel is de hoogte van het verschuldigde tarief (onder meer) gekoppeld aan de samenstelling van het containerpakket, en is het tarief voor een extra container van 240 liter, bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen, bepaald op ƒ 144,-- per jaar. In de toelichting bij de onderhavige verordening wordt in onderdeel 4 opgemerkt:

" Het bedrag dat op de termijnnota (…) gereserveerd is voor de afvalstoffenheffing betreft een twaalfde gedeelte van het jaartarief dat behoort bij het containerpakket dat de belastingplichtige in bruikleen heeft".

In onderdeel 8 van deze toelichting wordt met betrekking tot het in hoofdstuk 1.1.1. van de tarieventabel opgenomen tarief opgemerkt dat het een basistarief betreft. Dit is het laagste tarief dat betaald moet worden ongeacht de middelen die aan de belastingplichtige ter beschikking worden gesteld. De toelichting vervolgt dan met de zin:

"Van een basispakket, waarvoor het basistarief geldt, is sprake bij het in bruikleen hebben van:

- een container van 140 liter, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval en/of een container van 120 liter, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen;

- of een container van 140 liter, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval en/of een container van 140 liter, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen."

7. Uit het vorenstaande volgt dat de in het kader van de onderhavige afvalstoffenheffing verschuldigde tarieven worden berekend aan de hand van het containerpakket dat de belastingplichtige in bruikleen is gegeven.

8. Bruikleening is, aldus artikel 1777 Boek 7a BW, eene overeenkomst, waarbij de eene partij aan de andere eene zaak om niet ten gebruike geeft, onder voorwaarde dat degene die deze zaak ontvangt, dezelve, na daarvan gebruik te hebben gemaakt, of na eenen bepaalden tijd, zal terug geven.

9. De stelling van de Ambtenaar dat het containerpakket is verbonden aan het perceel en niet aan de gebruiker, kan, in het licht van het vorenoverwogene, niet als juist worden aanvaard.

10. Nu tussen belanghebbende en de heffende instantie ter zake van de - buiten het basispakket vallende - extra grijze container geen overeenkomst van bruiklening is gesloten, heeft de Ambtenaar belanghebbende ter zake van deze container ten onrechte in de afvalstoffenheffing betrokken.

11. Het beroep is gegrond. De onderhavige aanslag dient te worden verminderd met ƒ 24,--.

proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof begroot deze kosten - in goede justitie - op ƒ 200,- voor reis-, verblijf- en verletkosten.

beslissing:

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak;

- vermindert de voorlopige aanslag tot ƒ 86,67,

- gelast de Ambtenaar aan belanghebbende te vergoeden het door deze gestorte griffierecht van ƒ 60,--, en

- veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ƒ 200,-- en wijst aan het Intergemeentelijk Orgaan Rivierenland als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende dient te vergoeden.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2001 te Arnhem door mr Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(R. den Ouden) (J.P.M. Kooijmans)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 7 december 2001

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is griffierecht verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.