Home

Gerechtshof Arnhem, 15-01-2002, AD9626, 00-02297

Gerechtshof Arnhem, 15-01-2002, AD9626, 00-02297

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
15 januari 2002
Datum publicatie
27 februari 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AD9626
Zaaknummer
00-02297

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

[Gerechtshof Arnhem

derde meervoudige belastingkamer

nummer 00/02297

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X] Coöperatie b.a.

te : [Z]

ambtenaar : de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen [P]

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift

soort belasting : omzetbelasting

tijdvak : 1 januari 1988 tot en met 31 december 1992

mondelinge behandeling : op 15 januari 2002 te Arnhem

waarbij verschenen : namens belanghebbende [de gemachtigden A en B] en [de Inspecteur]

loop van het geding

1.1. De behandeling door het Hof betreft de verwijzing door de Hoge Raad in het arrest van 20 december 2000 nr. 35.278, gepubliceerd in BNB 2001/125.

1.2. Na verwijzing zijn ter griffie van het Hof van belanghebbende op 8 mei 2001 en van de Inspecteur op 5 juni 2001 conclusies na verwijzing ontvangen. Belanghebbende heeft bij brief van 10 augustus 2001 gereageerd op de conclusie van de Inspecteur, de Inspecteur heeft bij brief van 27 augustus 2001 gereageerd op de conclusie van belanghebbende.

gronden

2.1. Belanghebbende, een coöperatie, houdt zich onder meer bezig met de verwerving van melk van leden en derden, en het verkopen van melk en melkproducten. Zij heeft krachtens besluiten van haar algemene vergadering, haar leden verplicht door middel van certificaten deel te nemen in het eigen vermogen van belanghebbende. Belanghebbende heeft ten behoeve van haar leden aan de stortingsverplichting voldaan. Belanghebbende en de Inspecteur verschilden van mening over het antwoord op de vraag of vorenbedoelde stortingen op de certificaten zijn te begrijpen onder het aan haar in rekening gebrachte bedrag als bedoeld in artikel 27, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst 1990-1992). Het gerechtshof Leeuwarden heeft in zijn uitspraak van 12 maart 1999, nr. 95/0953, belanghebbende in het gelijk gesteld.

2.2. Op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën heeft de Hoge Raad in zijn hiervoor genoemd arrest onder meer overwogen:

"Nu deze certificaten - naar het Hof heeft geoordeeld en in cassatie niet wordt bestreden - zijn verstrekt ter zake van de levering van melk door de leden, dient de waarde ervan tot de vergoeding voor de levering van melk te worden gerekend. Het Hof is echter ten onrechte uitgegaan van de nominale waarde van de certificaten en niet van de waarde die de certificaten voor de leden vertegenwoordigen."

2.3. De Hoge Raad heeft op de voormelde grond de uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden vernietigd en het geding naar dit Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van het arrest.

2.4. Na haar standpunten te hebben toegelicht en gehoord het voorlopige oordeel van het Hof, hebben partijen ter zitting eenparig verklaard ermee te kunnen instemmen dat de waarde die de certificaten voor de leden vertegenwoordigen wordt berekend op de contante waarde van de certificaten, waarbij gerekend wordt met een gemiddelde looptijd van de certificaten van 12 jaren en een rekenrente van 8%. Uitgaande daarvan moet de opgelegde naheffingsaanslag worden verminderd met ƒ 772.972.

slotsom

Het beroep van belanghebbende is gegrond. De naheffingsaanslag moet worden verminderd met ƒ 772.972 tot ƒ 2.100.827 aan enkelvoudige belasting.

proceskosten

Het Hof berekent belanghebbendes proceskosten, voor zover nodig met overeenkomstige toepassing van het Besluit proceskosten fiscale procedures waarbij het Hof de beide stukken na cassatie gezamenlijk waardeert op 1 punt, op 4 punten (proceshandelingen) maal ƒ 710 maal 2 (belang), ofwel op ƒ 5.680. De beslissing van het gerechtshof Leeuwarden omtrent het griffierecht is door de Hoge Raad in stand gelaten.

beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;

- vermindert de naheffingsaanslag tot € 953.313 (ƒ 2.100.827) aan enkelvoudige belasting;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.577,47 (ƒ 5.680), en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan op 15 januari 2002 door mr. J.B.H. Röben, voorzitter, mr. P.M. van Schie, vice-president, en mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. mr. M.M. Nuboer als griffier, en op die dag uitgesproken door mr. Kooijmans.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

(M.M. Nuboer) (J.P.M. Kooijmans)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 januari 2002

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.