Home

Gerechtshof Arnhem, 01-02-2002, AD9870, 01-01070

Gerechtshof Arnhem, 01-02-2002, AD9870, 01-01070

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
1 februari 2002
Datum publicatie
6 maart 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AD9870
Zaaknummer
01-01070

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

Zevende enkelvoudige belastingkamer

nr. 01/01070

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente Steenwijk

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar tegen een aanslag

nummer : […]

soort belasting : onroerende-zaakbelasting wegens gebruik

jaar : 2000

mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden

gronden:

1. Belanghebbende is eigenaar van het recreatieappartement plaatselijk bekend als [a-straat 1], appartement [b 2], gelegen op het Waterpark [c te Q] (hierna: het appartement).

2. Met betrekking tot het appartement heeft belanghebbende een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met [A] Beheer en [B] B.V. Op grond van die overeenkomst sloot die B.V. in het onderhavige jaar 2000 op eigen naam maar voor rekening en risico van belanghebbende huurovereenkomsten met derden (naar het Hof gelet op de aard van het appartement aanneemt: aan personen die daar gedurende betrekkelijk korte tijd verblijf houden).

3. Ingevolge artikel 220b, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Gemeentewet wordt het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld.

4. Indien - zoals zich in dezen voordoet - de eigenaar van een onroerende zaak met betrekking tot die zaak een verhuurbemiddelingsovereenkomst aangaat, op grond waarvan de wederpartij bij die overeenkomst voor rekening en risico van de eigenaar volgtijdig huurovereenkomsten aangaat met derden, moet de eigenaar zelf worden aangemerkt als degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld in de zin van de onder 3. gemelde wetsbepaling.

5. Belanghebbende is voor de heffing van de onroerende-zaakbelastingen dan ook terecht aangemerkt als degene die het appartement gebruikt. Hieraan doet niet af dat hij - naar het Hof begrijpt - in het jaar 2000 niet zelf in het appartement verblijf heeft gehouden.

6. Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat "een appartement op hetzelfde complex in dezelfde omstandigheden (…) wel een vermindering van het gebruikersdeel heeft gekregen". De ambtenaar heeft in dit verband aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat belanghebbende hierbij waarschijnlijk doelt op het object [a-straat 1, appartement d 3], dat de desbetreffende vermindering op onjuiste gronden heeft plaatsgevonden en dat het hier een incidenteel geval betreft.

7. Nu, gelet op hetgeen de ambtenaar in dit verband heeft aangevoerd, niet aannemelijk is geworden dat de onder 6. bedoelde vermindering heeft plaatsgevonden met het oogmerk van begunstiging of berust op een door de ambtenaar gevoerd beleid, en het voorts slechts één geval betreft (zodat niet aan de orde is de vraag of in een meerderheid van belanghebbende vergelijkbare gevallen een vermindering is verleend), faalt belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel.

slotsom:

Het beroep is ongegrond.

proceskosten:

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig.

beslissing:

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2002 te Arnhem door mr. drs. F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Well als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van voormelde kamer,

(M.C.G.J. van Well) (F.J.P.M. Haas)

Afschriften aangetekend per post verzonden op: 8 februari 2002

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.