Gerechtshof Arnhem, 26-02-2002, AE2096, 00-00868
Gerechtshof Arnhem, 26-02-2002, AE2096, 00-00868
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 26 februari 2002
- Datum publicatie
- 1 mei 2002
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2002:AE2096
- Zaaknummer
- 00-00868
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
eerste enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/00868
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Harderwijk (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag onroerende-zaakbelastingen 1999 d.d. 31 maart 2000
nummer : [01]
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden
gronden:
1. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [a-straat 1 te Z]. De Ambtenaar heeft bij een op 31 januari 2000 gedagtekende beschikking met kennisgevingsnummer [02] de waarde van de woning naar de staat waarin deze zich bevond op 1 januari 1999 herrekend naar het prijspeil per peildatum 1 januari 1995 vastgesteld op f 247.000. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking bezwaar en beroep ingesteld.
2. De onderhavige aanslag is belanghebbende op 31 maart 2000 opgelegd. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Ambtenaar op 29 maart 2000 uitspraak gedaan. Op de datum van die uitspraak was de onder 1 genoemde beschikking nog niet onherroepelijk komen vast te staan.
3. Artikel 241 van de Gemeentewet luidt:
"Indien bezwaar wordt gemaakt zowel tegen een belastingaanslag in de onroerende-zaakbelastingen als tegen een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking welke ten grondslag heeft gelegen aan die belastingaanslag, vangt, ingeval feiten en omstandigheden in het geding zijn die van belang zijn zowel voor de heffing van de onroerende-zaakbelastingen als voor de vaststelling van de waarde op de voet van genoemd hoofdstuk IV, de termijn waarbinnen de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar uitspraak doet op het eerstbedoelde bezwaar aan, in afwijking in zoverre van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet, op het tijdstip waarop de op de voet van genoemd hoofdstuk IV gegeven beschikking onherroepelijk is komen vast te staan."
4. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden uitspraak, voorzover deze betrekking heeft op de onderhavige aanslag, is gedaan in strijd met artikel 241 van de Gemeentewet en derhalve niet in stand kan blijven.
slotsom:
Het beroep is gegrond.
proceskosten:
In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep voorzover deze betrekking heeft op de onderhavige aanslag in de onroerende-zaakbelastingen;
- gelast de Ambtenaar het griffierecht van € 27,23 aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2002 door mw. mr. M.C.M. de Kroon, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 maart 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.