Home

Gerechtshof Arnhem, 07-03-2002, AE2105, 01-00931

Gerechtshof Arnhem, 07-03-2002, AE2105, 01-00931

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
7 maart 2002
Datum publicatie
1 mei 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AE2105
Zaaknummer
01-00931

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

TM

Gerechtshof Arnhem

vierde enkelvoudige belastingkamer

nummer 01/00931

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Grote Onder-nemingen [P]

aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 28 februari 2001 op bezwaar

aanvraagnummer energiepremie : […]

mondelinge behandeling : met toestemming van beide partijen niet gehouden

gronden:

1. Belanghebbende, die woont in [Z], heeft op 25 april 2000 een energiezuinige koelkast aangeschaft welke is geplaatst in een aan hem toebehorende caravan, welke dient voor recreatief gebruik, te [Q].

2. Artikel 36p van de Wet belastingen op milieugrondslag luidt voor zover hier van belang als volgt:

Artikel 36p

1. Op de belasting die is verschuldigd ter zake van de levering aan aardgas en elektriciteit wordt een vermindering toegepast ter zake van de bedragen die de belastingplichtige heeft uitgekeerd in verband met de aanschaf van niet eerder gebruikte energiezuinige apparaten of energiebesparende voorzieningen (energiepremies).

2. De vermindering bedraagt per apparaat of voorziening een door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij ministeriële regeling aangewezen bedrag. De vermindering wordt slechts toegepast indien wordt aangetoond dat dit bedrag als energiepremie is uitgekeerd aan degene die ter zake van de aanschaf van dat apparaat of die voorziening bij de belastingplichtige een verzoek om toekenning van de energiepremie heeft ingediend en de verzoeker de eigenaar, de huurder of de verhuurder van een als woning gebruikte onroerende zaak is, waaraan de belastingplichtige aardgas of elektriciteit levert.

3. (enz.)

6. Bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld waaronder de vermindering wordt verleend en kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

3. De Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag luidt voor zover hier van belang als volgt:

Artikel 8n

1. Het verzoek om toekenning van de energiepremie bedoeld in artikel 36p, tweede lid, van de wet wordt gedaan bij de belastingplichtige die aardgas of elektriciteit levert aan de als woning gebruikte onroerende zaak ten behoeve waarvan het apparaat of de voorziening is aangeschaft.

(enz.)

4. Nu belanghebbendes koelkast niet is aangeschaft ten behoeve van een als woning gebruikte onroerende zaak maar ten behoeve van een caravan, heeft de Inspecteur de gevraagde vermindering terecht niet verleend.

5. Ook de definitie van het begrip woning in de Regeling Energiepremie geeft geen steun aan belanghebbendes standpunt.

6. Belanghebbende had deze beperkende voorwaarde kunnen kennen indien hij zich voor de aankoop in de details van de geldende regelingen had verdiept. Ook het door belanghebbende ingevulde premieformulier onderscheidt slechts plaatsing van het apparaat in een koopwoning dan wel een huurwoning.

7. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2002 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Nuboer als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(M.M. Nuboer) (T.J. Matthijssen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 maart 2002

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.