Home

Gerechtshof Arnhem, 08-05-2002, AE4407, 01-00075

Gerechtshof Arnhem, 08-05-2002, AE4407, 01-00075

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
8 mei 2002
Datum publicatie
24 juni 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AE4407
Zaaknummer
01-00075

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

zesde enkelvoudige belastingkamer

nummer 01/00075

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle (hierna: de Ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : aanslag gemeentelijke jaarheffingen 2000

nummer : [01]

mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden

gronden:

1. Belanghebbende is in juli 1997 een huurovereenkomst onzelfstandige woonruimte aangegaan voor onbepaalde tijd. De onzelfstandige woonruimte bestaat uit een kamer in het pand gelegen aan de [a-straat 1 te Z] en de in het pand voor gemeenschappelijk gebruik bestemde keuken, toilet, doucheruimte, entree, gangen en bergruimte. In hetzelfde pand is nog een kamer aanwezig die eveneens wordt verhuurd. Deze kamer heeft als postadres [a-straat 2].

2. Met dagtekening 30 juni 2000 is aan belanghebbende met betrekking tot het object [a-straat 1] een aanslag gemeentelijke jaarheffingen 2000 opgelegd ten bedrage van ƒ 472. De aanslag betreft de onroerendezaakbelasting ter zake van gebruik en de afvalstoffenheffing. In het aanslagbiljet is vermeld een bedrag van ¦ 100 negatief (Zalmsnip).

3. Belanghebbende komt in beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de Ambtenaar van 29 november 2000 waarbij de aanslag gemeentelijke jaarheffingen 2000 is gehandhaafd. Klaarblijkelijk heeft het beroep betrekking op de aanslag gemeentelijke heffingen 2000 en niet op de aanslag gemeentelijke heffingen 1999 zoals belanghebbende in het beroepschrift stelt.

4. In geschil is de vraag of belanghebbende terecht is aangeslagen voor de gemeentelijke jaarheffingen 2000 voor het object [a-straat 1], inclusief [a-straat 2].

5. Belanghebbende is van mening dat sprake is van twee zelfstandige woonobjecten waarvoor in beide heffingen afzonderlijke aanslagen moeten worden opgelegd. Voorts stelt hij dat het bestreden besluit in redelijkheid niet in stand kan blijven wegens strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het aan het besluit ten grondslag liggende beleid zou niet dan wel op onvoldoende wijze bekend zijn bekendgemaakt. Ten slotte is belanghebbende van mening dat het beleid, dat de hoofdbewoner van een object/perceel met meerdere huisnummers degene is met het laagste huisnummer, in voorgaande jaren overduidelijk geen toepassing heeft gehad.

6. Artikel 1 van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2000 van de gemeente Zwolle bepaalt dat onder de naam onroerende-zaakbelastingen ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen worden geheven. Eén van de twee directe belastingen is een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt. Als onroerende zaak wordt onder meer aangemerkt een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt.

7. Op grond van de onder 1. vermelde feiten kan niet worden gezegd dat de kamers blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Belanghebbende kan niet beschikken over een eigen keuken en eigen (sanitaire) voorzieningen en zijn kamer is slechts bereikbaar via de gezamenlijke entree, zodat naar het oordeel van het Hof geen sprake kan zijn van een zelfstandig gedeelte.

8. De Ambtenaar stelt in het verweerschrift dat het beleid, in geval sprake is van meerdere gebruikers van een pand de aanslag aan één van hen kan worden opgelegd, naar buiten toe kenbaar is gemaakt in de Belastingkrant 2000. Het Hof heeft geen reden daaraan te twijfelen. Op grond van art. 253, eerste lid, Gemeentewet staat het de Ambtenaar vrij om in de situatie als thans aan de orde, één der feitelijke gebruikers in de heffing van de onroerende-zaakbelasting te betrekken. De Ambtenaar is niet verplicht om elk jaar dezelfde gebruiker in de heffing te betrekken. Tegenover de betwisting door de Ambtenaar is door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat is afgeweken van op dit punt geldende beleidsregels.

9. Artikel 3 van de Verordening op de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsheffingen 2000 van de gemeente Zwolle (hierna: de Verordening) bepaalt dat de afvalstoffenheffing wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.11 van de Wet milieubeheer een verplichting tot inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

10. Onder een perceel wordt verstaan een onroerend goed - of een gedeelte daarvan - waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particulier huishouden kunnen ontstaan.

11. Het Hof is van oordeel dat met betrekking tot belanghebbendes kamer geen sprake is van een perceel in de zin van de Verordening. De onroerende zaak als geheel is evenwel wel als een perceel te beschouwen.

12. Ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan wordt op grond van art. 3, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Verordening degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan als belastingplichtige gebruiker aangemerkt. De aanslag afvalstoffenheffing is derhalve ten onrechte aan belanghebbende opgelegd.

slotsom:

Het beroep is gedeeltelijk gegrond.

proceskosten:

Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 1 punt voor proceshandelingen maal € 322 maal wegingsfactor 1 ofwel € 322. Over andere kosten is niets gesteld of gebleken.

beslissing:

Het Hof

- vernietigt de bestreden uitspraak;

- vermindert de aanslag tot een naar een bedrag van € 9,98 (ƒ 22);

- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 27,23 (ƒ 60), en

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 322, en wijst de gemeente Zwolle aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2002 door mr. J. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. mr. J.M. Sitsen als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(J.M. Sitsen) (J. Lamens)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 mei 2001

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.