Home

Gerechtshof Arnhem, 24-06-2002, AE7222, 01-02508

Gerechtshof Arnhem, 24-06-2002, AE7222, 01-02508

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
24 juni 2002
Datum publicatie
9 september 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AE7222
Zaaknummer
01-02508

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

tiende enkelvoudige belastingkamer

nummer 01/02508

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P]

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999

nummer : [01.H96]

mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden

gronden:

1. In het onderhavige jaar (1999) was belanghebbende van 1 januari tot en met 10 september - als trainee - in dienstbetrekking werkzaam bij [A] Holding NV. In deze periode volgde hij voorts de postdoctorale studie Accountancy. Met zijn werkgeefster was belanghebbende overeengekomen dat hem de gelegenheid zou worden geboden (mede) onder werktijd te studeren. Zulks onder inhouding van het salaris over deze in werktijd gemaakte studie-uren. De werkgeefster heeft ter zake van bedoelde studie-uren in 1999 een bedrag van ƒ 2.927 op belanghebbendes brutoloon ingehouden.

2. Belanghebbende wenst dit bedrag als tot de buitengewone lasten te rekenen studiekosten in mindering te brengen op zijn onzuivere inkomen.

3. De Inspecteur heeft deze aftrek niet aanvaard, omdat naar zijn opvatting geen sprake is van een op belanghebbende drukkende uitgave.

4. Deze opvatting van de Inspecteur is juist. Het door belanghebbendes werkgeefster ingehouden bedrag van ƒ 2.927 op het brutoloon is nimmer door belanghebbende genoten - en mitsdien ook niet bij hem belast geweest -, zodat het geen deel is gaan uitmaken van zijn vermogen. Genoemd bedrag kan dan ook niet worden gezien als een door belanghebbende gedane uitgave, zodat van aftrek als uitgave terzake van opleiding of studie voor een beroep geen sprake kan zijn (vergelijk HR 23 december 1998, nr. 34 009, BNB 1999/40).

5. Anders dan belanghebbende betoogt, brengt de omstandigheid dat de werkgeefster het op de studie-uren betrekking hebbende salaris met vertraging van één maand heeft ingehouden op het brutoloon, niet met zich dat het salaris over die uren tot belanghebbendes vermogen is gaan behoren. Indien de visie van belanghebbende juist zou zijn, zou dit overigens tot heffing van belasting over bedoeld (op de studie-uren betrekking hebbend) salaris hebben geleid.

6. De omstandigheid dat, anders dan bijvoorbeeld bij assistenten in opleiding in het Wetenschappelijk Onderwijs, het aantal door belanghebbende in werktijd te maken studie-uren vooraf niet was in te schatten, doet evenmin af aan de conclusie dat het bedrag van ƒ 2.927 niet tot het vermogen van belanghebbende is gaan behoren.

7. Het beroep van belanghebbende faalt.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2002 door mr. R. den Ouden, lid van de tiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(L.A. Aalbersberg) (R. den Ouden)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 2 juli 2002

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.