Gerechtshof Arnhem, 31-07-2002, AE7564, 01-02324
Gerechtshof Arnhem, 31-07-2002, AE7564, 01-02324
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 31 juli 2002
- Datum publicatie
- 16 september 2002
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2002:AE7564
- Zaaknummer
- 01-02324
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 01/02324
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 17 augustus 2001 op bezwaar
aanslagnummer : [01.H46]
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1994
mondelinge behandeling : met toestemming van beide partijen niet gehouden
gronden:
1. Belanghebbende is geboren op 29 juni 1956. In verband met de staking van zijn onderneming is het voor duurzame zelfbewoning bestemde woonhuis van belang-hebbende per 31 december 1994 overgegaan naar zijn privé-vermogen. De vrije waarde in het economische verkeer van het woonhuis (een boerderijtje op 32,05 are) is per die datum door een ambtelijke taxateur geschat op ƒ 220.000,- (€ 99.831,65).
2. Met toepassing van het Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 16 mei 2001, nr. CPP 2001/1381, V-N 2001/30.16, heeft de Inspecteur de waarde van het woonhuis voor de bepaling van de stakingswinst gesteld op 65% van ƒ 220.000,- (€ 99.831,65) ofwel ƒ 143.000,- (€ 64.890,57).
3. De Inspecteur maakt aannemelijk dat in het algemeen en ook in het geval van belanghebbende (geboren op 29 juni 1956) door een vermindering van 35% van de waarde in vrije toestand in (ruim) voldoende mate rekening wordt gehouden met de waardedrukkende invloed van duurzame zelfbewoning. Op zich wordt zulks in het beroepschrift niet bestreden. Belanghebbende doet evenwel een beroep op het gelijkheidsbeginsel en verdedigt dat voor de bepaling van de stakingswinst de waarde in bewoonde staat moet worden gesteld op 55% van de getaxeerde waarde volgens de beleidsregel "leeftijd + 5% met een maximum van 75% en een minimum van 55%)".
4. De Inspecteur stelt dat de onder 3 bedoelde regel weliswaar gevolgd werd door de Belastingdienst te [Q], maar dat zijn eenheid, tot de publicatie van het beleid van de staatssecretaris, altijd een individuele benadering heeft gevolgd.
5. Belanghebbende maakt tegenover de uitdrukkelijke betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk dat de Belastingdienst/Ondernemingen [P] in het verleden een beleid heeft gevoerd als onder 3 bedoeld of enig ander beleid dat tot een voor belanghebbende voordeliger uitkomst leidt noch dat in de praktijk door de Belastingdienst/Ondernemingen [P] een lagere waardering dan 65% werd toegepast.
6. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2002 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 augustus 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.