Home

Gerechtshof Arnhem, 12-08-2002, AE8036, 00-02268

Gerechtshof Arnhem, 12-08-2002, AE8036, 00-02268

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
12 augustus 2002
Datum publicatie
25 september 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AE8036
Zaaknummer
00-02268

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

tweede meervoudige belastingkamer

nummer 00/02268

U i t s p r a a k

op het beroep van [X te Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/ Ondernemingen [P] op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden voorlopige aanslag premie Ziekenfondswet (hierna: de ZFW) voor het jaar 2000.

1. Voorlopige aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Met dagtekening 22 september 2000 en nummer [01] is aan belanghebbende een voorlopige aanslag premie ZFW voor het jaar 2000 opgelegd.

1.2. Belanghebbende heeft op 17 oktober 2000 tegen de voorlopige aanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de voorlopige aanslag bij uitspraak van 30 november 2000 gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak op 19 december 2000 in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 juli 2002 te Arnhem. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [de Inspecteur].

2. Feiten

2.1. Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.2. Belanghebbende drijft sinds medio 1995 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [A]. Als zodanig geniet hij winst uit onderneming. Belanghebbende was als zelfstandige verzekerd ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: de WAZ).

2.3. De onderneming richtte zich aanvankelijk op het verrichten van freelance decoratiewerk. In de loop van 1999 heeft belanghebbende gekozen voor een radicale herziening van het bedrijfsbeleid. Sedertdien is hij werkzaam als interim-projectmanager. Belanghebbende heeft gekozen voor voortzetting van de werkzaamheden onder de naam [A] omdat die naam reeds was gedeponeerd en binnen de Benelux werd beschermd, en hij reeds onder die naam op het Internet opereerde. De onderneming is inmiddels ingebracht in een besloten vennootschap.

2.4. Het vastgestelde belastbare inkomen van belanghebbende, naar de toestand op 1 oktober 1999, bedroeg ƒ 16.068 over 1995, ƒ 8.146 over 1996 en ƒ 37.139 over 1997.

2.5. Belanghebbende was in 1999 tegen ziektekosten verzekerd bij een particuliere ziektekostenverzekeraar.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Partijen houdt verdeeld of de voorlopige aanslag terecht is opgelegd, hetgeen belanghebbende bestrijdt en de Inspecteur verdedigt.

3.2. Belanghebbende stelt dat hij in wezen in de loop van 1999 zijn oude onderneming heeft gestaakt en een nieuwe onderneming is gestart. In 1999 bedraagt zijn belastbare inkomen ƒ 59.255, in het jaar 2000 zal dit nog aanzienlijk hoger uitvallen. Als hij de oude onderneming ook formeel zou hebben gestaakt zou hij als starter in 1999 zijn aangemerkt, en zou hij, door de hoogte van het inkomen in het startjaar, niet verplicht verzekerd zijn op grond van de ZFW.

3.3. De Inspecteur is van mening dat de voorlopige aanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende is ononderbroken als zelfstandige verzekerd geweest op grond van de WAZ. Gelet op het gemiddelde inkomen over de basisreferteperiode is belanghebbende terecht als verzekerde aangemerkt.

3.4. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken. Daaraan is ter zitting nog toegevoegd:

door belanghebbende

- hij moet nu voor twee jaar uit een overigens prima particuliere verzekering. Hij kan straks alleen tegen een hogere premie weer verzekerd worden;

- de overgang van de oude naar de nieuwe onderneming is in 1998/1999 geleidelijk verlopen;

- hij is waarschijnlijk wel voor de WAZ verzekerd, maar zou dat ook liever niet geweest zijn;

- deze gang van zaken kost hem ongeveer ƒ 1.000 meer premie.

en door de Inspecteur:

- er is officieel geen sprake van staking;

- zelfs indien belanghebbende formeel zijn onderneming zou hebben gestaakt zou hij terecht als verzekerde zijn aangemerkt. De startersregeling geldt alleen indien belanghebbende in het voorafgaande jaar niet als zelfstandige is aangemerkt;

- de nadeelcompensatie waarvan in het verweerschrift wordt gesproken betreft waarschijnlijk de speciale regeling voor man-vrouwfirma's. Die regeling is hier niet van toepassing.

3.5. Belanghebbende verzoekt de voorlopige aanslag te vernietigen.

3.6. 3.6. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De Inspecteur heeft, door belanghebbende niet of onvoldoende weersproken, gesteld dat belanghebbende verzekerd is ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de WAZ, en dat zijn inkomen als bedoeld in artikel 3d, eerste lid, van de ZFW niet meer bedraagt dan ƒ 41.200. Het Hof heeft geen reden aan de betrouwbaarheid van deze gegevens te twijfelen.

4.2. Aldus voldoet belanghebbende aan de in artikel 3d, eerste lid, van de ZFW genoemde voorwaarden en is hij gedurende het kalenderjaar 2000 van rechtswege ingevolge die wet verzekerd.

4.3. Het vorenstaande heeft ook te gelden indien juist zou zijn belanghebbendes stelling dat hij zijn in 1995 gestarte onderneming in 1998 of in 1999 zou hebben gestaakt en direct daarop volgend in 1999 een nieuwe onderneming zou zijn gestart. Belanghebbendes stelling dat hij alsdan als starter in de zin van de Regeling tijdvak en inkomen ziekenfondsverzekering zelfstandigen van 13 december 1999, Stcrt. 1999, 248, zoals later gewijzigd (hierna de Regeling) zou kunnen worden aangemerkt is onjuist. Belanghebbende kan in dat geval immers niet worden aangemerkt als een zelfstandige die in 1999 voor het eerst verzekerd is geworden ingevolge de WAZ (artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel d. van de Regeling). Het Hof is met de Inspecteur van mening dat deze bepaling aldus moet worden uitgelegd dat belanghebbende, wil die regel op hem van toepassing zijn, in het jaar, voorafgaand aan 1999, niet als zelfstandige was verzekerd ingevolge de WAZ.

4.4. Nu belanghebbende als verzekerde, bedoeld in artikel 3d, eerste lid, van de ZFW moet worden aangemerkt is hij op grond van artikel 15a van de ZFW een premie verschuldigd die wordt geheven en ingevorderd overeenkomstig de regels die gelden voor de heffing en invordering van de inkomstenbelasting. Belanghebbende heeft in beroep de berekening van de opgelegde voorlopige aanslag op zichzelf niet bestreden. Nu het tegendeel ook ambtshalve niet is gebleken zal het Hof uitgaan van de juistheid van de opgelegde voorlopige aanslag.

4.5. De stellingen van belanghebbende dat hij goed verzekerd was, dat hij nu duurder uit is en dat sprake is van een ondemocratische regeling die met terugwerkende kracht is ingevoerd kunnen hem niet baten. Van terugwerkende kracht is met betrekking tot de onderhavige regelgeving geen sprake. De inkomenseffecten voor groepen van zelfstandigen zijn destijds door de wetgever in zijn beschouwingen betrokken. Het is de rechter niet toegestaan de billijkheid en de redelijkheid van de wet te beoordelen.

5. Slotsom

Het beroep is ongegrond.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan te Arnhem op 12 augustus 2002 door mr. J. Lamens, voorzitter, mr. drs. F.J.P.M. Haas en mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.

De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen

(J. Lamens)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 augustus 2002

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt, is een griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.