Home

Gerechtshof Arnhem, 02-08-2002, AE8333, 00-01734

Gerechtshof Arnhem, 02-08-2002, AE8333, 00-01734

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
2 augustus 2002
Datum publicatie
3 oktober 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AE8333
Zaaknummer
00-01734

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

Eerste meervoudige belastingkamer

nr. 00/01734

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

ambtenaar : de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar tegen aanslag

heffing : premie ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

aanslagnummer : [01.W86]

jaar : 1998

mondelinge behandeling : met toestemming van partijen niet gehouden

gronden:

1. De uitspraak d.d. 12 september 2000 waarvan een afschrift is bijgesloten bij het beroepschrift betreft de definitieve aanslag WAZ 1998. Het hof zal het beroep dan ook aanmerken als te zijn gericht tegen die aanslag hoewel in het beroepschrift het nummer van de voorlopige aanslag over 1998 wordt genoemd en met het beroepschrift ook kopieën zijn meegezonden van een bezwaarschrift en een aanslagbiljet die eveneens betrekking hebben op de voorlopige aanslag over 1998. Belanghebbende is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

2. In het onderhavige jaar genoot belanghebbende inkomsten als directeur van [Xa] B.V. Hij was middellijk houder van alle aandelen van deze B.V. en had daarin derhalve een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 20a, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

3. De arbeid die belanghebbende verrichtte voor de B.V. wordt voor de heffing van de werknemersverzekeringen waaronder de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) niet aangemerkt als te zijn verricht in dienstbetrekking. Belanghebbende heeft ook overigens geen inkomsten genoten waarvoor hij verplicht verzekerd was ingevolge de WAO.

4. De premie is overeenkomstig de aangifte berekend naar een heffingsgrondslag van f. 51.892; het verschil tussen het premie-inkomen van f. 80.892 en het premievrije bedrag van f. 29.000.

5. Belanghebbende is beroepsbeoefenaar in de zin van artikel 5, aanhef en onderdeel b, van de WAZ en als zodanig ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van die wet verzekerd. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanslag overeenkomstig de wettelijke bepalingen is vastgesteld.

6. Voor zover belanghebbendes bezwaren zich richten tegen het premiepercentage en de heffingsgrondslag, waaronder begrepen zijn klacht dat hij als directeur-grootaandeelhouder niet kan profiteren van de (verhoging van de) zelfstandigenaftrek, kunnen die bezwaren hem in dit geding niet baten omdat het hof niet bevoegd is de innerlijke waarde en billijkheid van de wet te beoordelen. Voor belanghebbendes grief inhoudende dat er een verschil in uitkeringsgrondslag is tussen alleenstaanden enerzijds en gehuwden en samenwonenden anderzijds - wat daarvan ook moge wezen - geldt voorts dat voor zover die grief geen betrekking heeft op de premie maar op de hoogte van een eventuele verzekeringsuitkering die grief de juistheid van de aanslag niet raakt en derhalve voor dit geding betekenis mist.

7. Werknemers die verplicht verzekerd zijn ingevolge de WAO en waarbij de premies voor rekening van de werkgever komen, verkeren zowel juridisch als feitelijk in een wezenlijk andere positie dan directeuren-grootaandeelhouders. Belanghebbendes betoog dat er sprake is van een ongeoorloofde discriminatie omdat directeuren-grootaandeelhouders waarvan WAZ-premie wordt geheven duurder uit zouden zijn dan degenen die als werknemer verzekerd zijn (door het hof begrepen als een beroep op artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 14 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) wordt dan ook verworpen.

8. Ook hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd en met name zijn betoog dat hij omdat hij voornemens is te emigreren geen gebruik zal maken van uitkeringen ingevolge de WAZ kunnen niet tot het oordeel leiden dat de aanslag moet worden vernietigd of verminderd.

9. Het behoort niet tot de taak van de belastingrechter te beoordelen of belanghebbende als gemoedsbezwaarde in aanmerking komt voor ontheffing van zijn verplichtingen ingevolge de WAZ.

proceskosten:

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het hof geen termen aanwezig.

beslissing:

Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de inspecteur.

Aldus gedaan op 2 augustus 2002 te Arnhem door mr. drs. F.J.P.M. Haas, mr. drs. Van Amsterdam en mr. Wolt, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Jansen als griffier en op die datum door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van voormelde kamer,

(D.N.N. Jansen) (F.J.P.M. Haas)

Afschriften aangetekend per post verzonden op: 2 augustus 2002

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.