Home

Gerechtshof Arnhem, 27-08-2002, AE8932, 01-01610

Gerechtshof Arnhem, 27-08-2002, AE8932, 01-01610

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
27 augustus 2002
Datum publicatie
21 oktober 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AE8932
Zaaknummer
01-01610

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vierde enkelvoudige belastingkamer

nummer 01/01610

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : Vereniging [X]

te : [Z]

ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente [P]

aangevallen beslissingen : (1) uitspraak d.d. 14 mei 2001 na bezwaar inzake ontwerpbeschikking [a-weg 1]

(2) uitspraak d.d. 14 mei 2001 na bezwaar inzake beschikking [b-weg 2]

rekeningen : (1) [01] met dagtekening 9 maart 2001

(2) [02] met dagtekening 6 april 2001

soort belasting : leges

jaar : 2001

mondelinge behandeling : op 13 augustus 2002 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. Aalbersberg en mw. Grob als griffier

waarbij verschenen : [belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Ambtenaar]

gronden:

1.1. Aan belanghebbende zijn leges in rekening gebracht ter zake van het in behandeling nemen van een tweetal aanvragen voor de afgifte van kopieën van verschillende stukken betreffende (ontwerp)beschikkingen in het kader van de Wet milieubeheer.

1.2. De Ambtenaar heeft de leges, met toepassing van paragraaf 2.1 van de Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening 2000 van de gemeente [P], als volgt berekend:

1.2.1. aanvraag d.d. 6 februari 2001 inzake [a-weg 1]

15 × A3 ofwel 15 × ƒ 3,10 = ƒ 46,50

19 × A4 ofwel 19 × ƒ 2,60 = ƒ 49,40

ƒ 95,90

1.2.2. aanvraag d.d. 21 maart 2001 inzake [b-weg 2]

25 × A4 ofwel 25 × ƒ 2,60 = ƒ 65,-.

1.3. Met toestemming van partijen heeft het Hof de beide door belanghebbende inzake de onder 1.2.1. en 1.2.2. bedoelde heffingen ingediende beroepschriften gevoegd behandeld. In dat verband heeft de Ambtenaar ter zitting verklaard af te zien van de indiening van een afzonderlijk verweerschrift inzake de onder 1.2.2. bedoelde heffing teneinde de voortgang van de procedure te bespoedigen.

1.4. Teneinde het geschil te beperken hebben partijen ter zitting medegedeeld dat voor dit geding kan worden aangenomen dat alle onder 1.2. bedoelde kopieën daadwerkelijk zijn aangevraagd en door de gemeente aan belanghebbende zijn verstrekt alsmede dat alle gevraagde kopieën stukken betreffen als bedoeld in de artikelen 3:22 en 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dan wel artikel 19.1 van de Wet milieubeheer, dat voor alle stukken geldt dat zij zich bevinden in dossiers die op de desbetreffende afdeling van het gemeentehuis aanwezig zijn in verband met de totstandkoming van de beschikking c.q. een in de wet voorzien inzagerecht en dat het (zonder bijzondere problemen) mogelijk was de gevraagde kopieën te verstrekken.

1.5.1. De Ambtenaar heeft bij brief d.d. 13 december 2000 onder meer het volgende aan belanghebbende medegedeeld:

Specifiek ten aanzien van de leges voor het verstrekken van kopieën is er bij het vaststellen van het tarief uitgegaan van de volgende gegevens. Het verstrekken van een fotokopie vergt gemiddeld 3 minuten. Hierbij is alles inbegrepen dus ook het opzoeken van de originele stukken, het versturen per post, etc.. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door een medewerker in tariefgroep III. Gemiddeld bedraagt het uurtarief van deze medewerker ƒ 51,68. Drie minuten komt neer op 5/100ste deel, ofwel 5%, van een uur. De kosten per uur bedragen derhalve 5% van ƒ 51,68, wat neerkomt op ƒ 2,60 per verstrekte kopie.

1.5.2. In deze calculatie is ervan uitgegaan, naar ter zitting tussen partijen is komen vast te staan, dat de originele stukken op de desbetreffende afdeling van het gemeentehuis aanwezig zijn en niet in het archief behoeven te worden opgezocht.

2. Belanghebbende heeft ter zitting medegedeeld, voor dit geding, de juistheid van de onder 1.5. bedoelde calculatie op zich niet te betwisten. Zij betrekt derhalve, voor dit geding, niet de stelling dat de totale opbrengsten die voortvloeien uit heffingen als de onderhavige de door de gemeente gemaakte kosten te boven gaan. Wel stelt belanghebbende dat in specifieke gevallen, zoals in het geval van de onder 1.2.2. bedoelde aanvraag waarin slechts één rapport van 25 pagina's behoefde te worden gekopieerd, toepassing van het tabeltarief tot een onredelijke heffing leidt. Haar hoofdstelling is evenwel dat ter zake van het verstrekken van kopieën van stukken als bedoeld onder 1.4. geen opzoek- en opbergkosten e.d. in rekening mogen worden gebracht. Zij wijst in dit verband onder meer op de geschiedenis van de totstandkoming van de onder 1.4. genoemde wettelijke bepalingen (bijvoorbeeld Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22601, nr. 6, onderdeel 2, artikel 3.4 A 3.4.), op artikel 5 van de EEG-Richtlijn 90/313 van 7 juni 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie en op de uitspraak d.d. 23 december 1997, nr. 96/1557, van dit Hof en d.d. 21 december 2001, nr. 00/02665, van het Gerechtshof te Amsterdam. Belanghebbende acht de Tarieventabel in zoverre niet verbindend.

3.1. Met betrekking tot de onder 1.1. bedoelde aanvragen geldt het volgende:

3.1.1. Volgens opdrukken op de overgelegde fax-kopieën zijn de aanvragen verzonden door middel van een fax-apparaat van belanghebbende.

3.1.2. De aanvragen zijn ondertekend door : [A].

3.1.3. In de aanvraag wordt verzocht de gevraagde kopieën te sturen/faxen naar het adres:

[A] p.a.

Vereniging [X]

Postbus [0]

[1234 aa Z]

faxnr : [00]

3.1.4. [A] had eerder regelmatig aanvragen tot het verstrekken van vergelijkbare stukken namens belanghebbende bij de gemeente [P] ingediend en was daartoe ook bevoegd.

3.1.5. De onderhavige aanvragen waren geheel in lijn met de normale activiteiten van belanghebbende zoals ook bij de gemeente [P] bekend.

3.2. Onder deze omstandigheden moeten de aanvragen worden geacht namens belanghebbende te zijn ingediend en is belanghebbende belastingplichtig ter zake van de eventueel verschuldigde leges.

3.3. Het Hof merkt ten overvloede op dat, voor zover al twijfel mogelijk is omtrent de identiteit van de aanvrager, belanghebbende, door middel van haar tot handelen bevoegde medewerker [A], in dit geval bij de gemeente [P] de schijn heeft gewekt dat de onderhavige aanvragen namens haar zijn ingediend. Deze omstandigheid dient aan belanghebbende te worden toegerekend.

4.1. Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen is bevoegd: de gemeente-ambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen (artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet).

4.2. De Ambtenaar maakt met door hem overgelegde stukken aannemelijk dat burgemeester en wethouders van de gemeente [P] met ingang van 1 april 1998 de Chef financieel beleid en belastingen, met ingang van 1 mei 2001 de Coördinator sectie Belastingen en met ingang van 1 februari 2002 het hoofd van de afdeling Financieel Beheer en Belastingen alsmede de coördinator van de sectie Belastingen en verzekeringen hebben aangewezen als de heffingsambtenaar als bedoeld onder 4.1.

4.3. De Ambtenaar heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de heffingsbesluiten met betrekking tot de onder 1.2. bedoelde leges krachtens mandaat zijn genomen door [B], destijds Hoofd afdeling financieel beleid en belastingen, en de uitspraak op de beide bezwaarschriften zijn gedaan door [de Ambtenaar], destijds Coördinator sectie Belastingen. Het Hof acht deze stellingen aannemelijk.

4.4. Naar het oordeel van het Hof is een en ander bevoegdelijk geschied en is ook voldaan aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 8 februari 2002, nr. 36234, V-N 2002/9.7 gestelde eisen.

5.1. Artikel 3.22 Awb luidt als volgt:

1. Gedurende vier weken vanaf de dag waarop het ontwerp van het besluit ter inzage is gelegd, kunnen de stukken worden ingezien tijdens de werkuren. Tevens kunnen de stukken gedurende die periode desgevraagd tenminste drie aaneengesloten uren per week buiten de werkuren worden ingezien. Op verzoek wordt binnen die termijn een kosteloze mondelinge toelichting verstrekt.

2. Na de periode van vier weken blijven de stukken ter inzage liggen op de door het bestuursorgaan te bepalen uren totdat de termijn is verstreken waarbinnen tegen het besluit beroep kan worden ingesteld.

3. Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten wordt afschrift van de ter inzage gelegde stukken verstrekt.

5.2. Artikel 19.1 van de Wet milieubeheer luidt als volgt:

Na het einde van de termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld tegen een beschikking als bedoeld in artikel 13.1 waarop afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, wordt, zolang zij niet is tenietgegaan, door het bevoegd gezag aan een ieder desgevraagd kosteloos inzage gegeven in en tegen vergoeding van ten hoogste de kosten een exemplaar verstrekt van de beschikking en voorzover mogelijk van de stukken die in verband met de totstandkoming daarvan overeenkomstig deze wet dan wel afdeling 3.5 of artikel 3:44 of 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage dienden te worden gelegd.

5.3. Op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde acht het Hof aannemelijk dat de in paragraaf 2.1 van de Tarieventabel opgenomen tarieven hun rechtvaardiging grotendeels vinden in de kosten van het opzoeken en weer opbergen van de desbetreffende originelen. Hierop wijzen ook de in Hoofdstuk 3 van de Tarieventabel opgenomen tarieven.

5.4. Een redelijke uitleg van de onder 5.1. en 5.2. aangehaalde wettelijke bepalingen leidt naar het oordeel van het Hof tot de conclusie dat ter zake van het verstrekken van kopieën als de onderhavige uitsluitend de kosten van het vervaardigen van kopieën, afschriften etc. in enge zin door middel van het heffen van leges in rekening mogen worden gebracht. Het gaat in deze bepalingen immers uitdrukkelijk om kopieën en afschriften van reeds (kosteloos) ter inzage gelegde c.q. kosteloos ter inzage gegeven stukken. Tot de kosten die alsdan in rekening mogen worden gebracht behoren onder meer wel de arbeidskosten van het kopiëren zelf, maar niet de kosten van het opzoeken en weer opbergen van de desbetreffende originelen. Het kosteloos ter inzage leggen c.q. geven, zoals de wet dat in deze gevallen voorschrijft, impliceert immers eventuele opzoek- en opbergwerkzaamheden en de daaraan te besteden tijd.

5.5. Nu in de onder 2.1. van de (op de Gemeentewet gebaseerde) Tarieventabel opgenomen tarieven, naar voor dit geding is komen vast te staan, ook de kosten van het opzoeken en weer opbergen van de desbetreffende originelen zijn verdisconteerd is die tariefstelling voor het onderhavige geval, waarin het naar tussen partijen vaststaat uitsluitend gaat om kopieën van stukken die op grond van wettelijke bepalingen kosteloos ter inzage dienen te zijn gelegd c.q. desgevraagd kosteloos ter inzage dienen te worden gegeven, in strijd met meer specifieke wettelijke bepalingen en daarom niet verbindend. Dit oordeel houdt niet in dat de tariefstelling in paragraaf 2.1 van de Tarieventabel ook in andere gevallen niet verbindend is.

5.6. Nu de Tarieventabel geen tarief voor gevallen als de onderhavige bevat, kan de heffing niet in stand blijven. Het Hof vindt geen aanleiding, ambtshalve, de onder 3.2.1 en 3.2.2 van de Tarieventabel opgenomen tarieven toe te passen, omdat, naar ter zitting is komen vast te staan, in het onderhavige geval niet sprake is van archiefbescheiden, en de Ambtenaar bovendien belanghebbendes uitvoerig gemotiveerde stelling dat ook deze tarieven de werkelijke kopieerkosten te boven gaan niet (gemotiveerd) heeft bestreden.

6. Het beroep van belanghebbende is gegrond.

proceskosten:

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op 1 × € 322,-.

beslissing:

Het Gerechtshof

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

- vernietigt de bij deze uitspraken gehandhaafde heffingsbesluiten;

- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 322,-, te vergoeden door de gemeente [P];

- gelast de Ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 204,20 (ƒ 450,-) te vergoeden.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2002 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Aalbersberg als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(L.A. Aalbersberg) (T.J. Matthijssen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 september 2002

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.