Home

Gerechtshof Arnhem, 25-09-2002, AE9855, 01-02630

Gerechtshof Arnhem, 25-09-2002, AE9855, 01-02630

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
25 september 2002
Datum publicatie
6 november 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AE9855
Zaaknummer
01-02630

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

tiende enkelvoudige belastingkamer

nummer 01/02630

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P]

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999

nummer : [01.H96]

mondelinge behandeling : op 11 september 2002 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende alsmede [de Inspecteur]

gronden:

1. Het huwelijk van belanghebbende met mevrouw [A] is door echtscheiding ontbonden. Het gezag over hun twee kinderen komt na de echtscheiding toe aan belanghebbendes ex-echtgenote. De kinderen hebben, tegen de wil van hun moeder, regelmatig hun toevlucht gezocht bij belanghebbende. In een door mevrouw [A] geëntameerde kort gedingprocedure, heeft de President van de rechtbank te [Q] belanghebbende op straffe van een dwangsom van ƒ 1.000 per nacht verboden de kinderen de nacht bij hem te laten doorbrengen. Na deze uitspraak heeft belanghebbende de kinderen ongeveer 23 dagen (en nachten) in huis genomen. Op grond van genoemde rechterlijke uitspraak heeft belanghebbende ƒ 23.000 aan zijn ex-echtgenote moeten voldoen. Dit bedrag is in het onderhavige jaar (1999) betaald.

2. In zijn aangifte heeft belanghebbende het bedrag van ƒ 23.000 als - tot de persoonlijke verplichtingen te rekenen - betaalde alimentatie in aftrek gebracht op zijn onzuivere inkomen.

3. De Inspecteur heeft deze aftrek geweigerd omdat naar zijn opvatting geen sprake is van een alimentatiebetaling en de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) overigens niet de mogelijkheid biedt bedoeld bedrag in mindering te brengen op de genoten inkomsten.

4. Deze opvatting van de Inspecteur is juist. Het op grond van de uitspraak van de kortgedingrechter betaalde bedrag van ƒ 23.000 vormt immers niet een - rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende - uitkering tot voorziening in het levensonderhoud van de ex-echtgenote, doch betreft een sanctie voor het niet naleven van een rechterlijke beslissing met betrekking tot de opvang van de kinderen. Dit betekent dat aftrek van het bedrag van die sanctie op de voet van artikel 45, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet niet mogelijk is.

5. De door belanghebbende betaalde dwangsom kan evenmin worden gerangschikt onder de in artikel 35 van de Wet bedoelde aftrekbare kosten, aangezien deze dwangsom niet betreft op inkomsten drukkende kosten tot verwerving, inning en behoud van die inkomsten.

6. Het bedrag van ƒ 23.000 kan ook niet als een buitengewone last in de zin van artikel 46 van de Wet dan wel als een aftrekbare gift als bedoeld in artikel 47 van de Wet worden gekwalificeerd.

7. De Inspecteur heeft, zo volgt uit het hiervóór overwogene, derhalve terecht de door belanghebbende aan zijn ex-echtgenote betaalde dwangsom niet in aftrek aanvaard.

slotsom:

Het beroep is ongegrond.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2002 door mr. R. den Ouden, lid van de tiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Sitsen als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(J.M. Sitsen) (R. den Ouden)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 september 2002

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.