Home

Gerechtshof Arnhem, 10-10-2002, AF1105, 01-02157

Gerechtshof Arnhem, 10-10-2002, AF1105, 01-02157

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
10 oktober 2002
Datum publicatie
29 november 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AF1105
Zaaknummer
01-02157

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

zesde enkelvoudige belastingkamer

nummer 01/02157

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]

aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 26 juli 2001 op bezwaar

navorderingsaanslagnummer : [01.H77]

soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

jaar : 1997

mondelinge behandeling : op 26 september 2002 te Arnhem door mr. Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. Nuboer als griffier

waarbij verschenen : [belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Inspecteur]

gronden:

1. Belanghebbende heeft ter zitting zijn primaire verweer tegen de navorderingsaanslag (ontbreken van nieuw feit) ingetrokken.

2. Belanghebbende is makelaar in onroerende zaken en treedt tevens op als tussenpersoon bij het afsluiten van hypotheken. Belanghebbende neemt als tijdstip van winstneming de datum waarop de notariële leveringsakte wordt gepasseerd, omdat dan zijn actieve bemoeienis eindigt.

3. De Inspecteur meent dat goed koopmansgebruik met zich meebrengt dat de courtage van een makelaar als winst moet worden verantwoord uiterlijk in het jaar waarin voor de makelaar een declarabele vordering ontstaat. Hij heeft op die grond na een ingesteld boekenonderzoek alsnog bij de onderhavige navorderingsaanslag een bedrag van ƒ 30.000 als extra winst belast.

4. Belanghebbende heeft ter zitting betoogd dat ook na het afsluiten van de voorlopige koopovereenkomst veelal nog nader aangeduide handelingen plaatsvinden. Hij heeft niet weersproken de door de Inspecteur ter zitting herhaalde stelling dat volgens de voor makelaars geldende voorwaarden het recht op courtage bestaat op het moment van het sluiten van de voorlopige koopovereenkomst. Voorts heeft hij ter zitting bevestigd dat de makelaar een percentage aan courtage geniet en dat geen nadere vergoeding voor die daarna uitgevoerde werkzaamheden wordt en kan worden gevraagd. Een en ander voert tot de conclusie dat belanghebbende na het sluiten van de voorlopige koopovereenkomst een opeisbare vordering op de cliënt heeft en dat hij in overeenstemming met goed koopmansgebruik op dat moment winst moet nemen. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van zodanige bijzondere voorwaarden in de door belanghebbende afgesloten voorlopige koopovereenkomsten dat dit moet leiden tot aanpassing van het hiervoor onder 3. genoemde bedrag aan winst.

5. De omstandigheid dat belanghebbende in de kring van makelaars die hij kan overzien slechts waarneemt dat het kasstelsel wordt gevolgd kan daaraan niet afdoen. Voor zover die stelling is bedoeld als een beroep op het gelijkheidsbeginsel is deze onvoldoende feitelijk onderbouwd.

6. Het gelijk is aan de Inspecteur; het beroep is ongegrond.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Hof

- verklaart verklaart het beroep ongegrond;

- bevestigt de bestreden uitspraak.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2002 door mr. Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Nuboer als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(M.M. Nuboer) (J. Lamens)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 oktober 2002

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.