Gerechtshof Arnhem, 24-10-2002, AF2046, 00-00187
Gerechtshof Arnhem, 24-10-2002, AF2046, 00-00187
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 24 oktober 2002
- Datum publicatie
- 17 december 2002
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2002:AF2046
- Zaaknummer
- 00-00187
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
zesde enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/00187
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : Erven van [erflaatster]
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag voor het recht van successie
nummer : [01]
mondelinge behandeling : op 10 oktober 2002 te Arnhem
waarbij verschenen : [de Inspecteur]
waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het Hof
gronden:
1. Op 10 november 1998 is mevrouw [erflaatster], echtgenote van [X-1], overleden. Erflaatster heeft geen testament opgemaakt. Als erfgenamen liet zij haar echtgenoot en haar dochter, [X-2], achter.
2. De nalatenschap is vastgesteld op een bedrag van ƒ 169.348,- waarvan op grond van het erfrecht bij versterf de erfgenamen ieder de helft van de nalatenschap heeft verkregen. Deze verkrijging heeft geleid tot een aanslag successierecht ten name van [X-2] van ƒ 5.714,-.
3. De stelling van de heer [X-1] dat zijn dochter de nalatenschap heeft verworpen ofwel daarvan heeft afgezien mist voor de verschuldigdheid van onderhavige rechten betekenis, daar artikel 30, eerste lid, van de Successiewet 1956 bepaalt dat het bedrag van de rechten ten gevolge van verwerping of van afstand van rechten geen vermindering ondergaat.
4. De heer [X-1] heeft hiernaast gesteld dat tijdens het leven van erflaatster de jaarlijkse toegestane belastingvrije schenkingen alsmede de eenmalig verhoogde vrijstelling door zijn dochter zijn ontvangen. Hij gaat ervan uit dat deze schenkingen het latere recht van successie verminderen daar deze als voorschot op de verkrijging uit de nalatenschap dienen te worden gezien.
5. Deze tijdens het leven van erflaatster gedane belastingvrije schenkingen zijn destijds ten laste van het huwelijksgoederenvermogen gekomen en hebben derhalve geen invloed op de waarde van al wat krachtens erfrecht per sterfdatum wordt verkregen.
6. Nu voor de heffing van het recht van successie de waarde van de verkrijging krachtens erfrecht op het tijdstip van overlijden van erflaatster bepalend is, is de onderhavige aanslag terecht opgelegd.
slotsom:
Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2002 door mr. J. Lamens, vice-president, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Nuboer als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(M.M. Nuboer) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 7 november 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.