Home

Gerechtshof Arnhem, 20-11-2002, AF2934, 00-00114

Gerechtshof Arnhem, 20-11-2002, AF2934, 00-00114

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
20 november 2002
Datum publicatie
15 januari 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AF2934
Zaaknummer
00-00114

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

tweede meervoudige belastingkamer

nummer 00/00114 (WAZ)

U i t s p r a a k

op het beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/ Ondernemingen [P] op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan haar opgelegde premie aanslag ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Met dagtekening van 16 juli 1999 en nummer [01.W86] heeft de Inspecteur voor het jaar 1998 een aanslag premie ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen ( hierna : WAZ) vastgesteld ten bedrage van ƒ 3.335.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de onderhavige aanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Bij mondelinge behandeling van de zaak op 16 oktober 2002 zijn verschenen en gehoord [belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Inspecteur].

1.5. Belanghebbende heeft voorafgaande aan deze zitting het Hof een pleitnota doen toekomen, waarvan door het Hof een afschrift aan de wederpartij is verstrekt. De Inspecteur heeft voldoende kennis kunnen nemen van de inhoud daarvan en zich ter zitting in staat verklaard daarop te kunnen reageren. Met toestemming van beide partijen wordt deze pleitnota geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.6. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd aan het Hof en belanghebbende en de inhoud daarvan voorgedragen. De inhoud van deze pleitnota dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende, geboren op 26 oktober 1947, is gehuwd en drijft samen met haar echtgenoot, de heer [X-Y], een onderneming die zich bezig houdt met de verkoop en distributie van weekbladen en TV-gidsen.

2.2. De onderneming wordt gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: v.o.f.) handelend onder de naam "[A]". De winstverdeling tussen beide vennoten is 50/50. In 1998 bedraagt de winst van de v.o.f. ƒ 143.264. De fiscale winst per vennoot bedraagt ƒ 71.219.

2.3. Bedoelde verkoop en distributie van de weekbladen en TV-gidsen geschiedt op basis van een franchiseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) met [B B.V. te Q].

2.4. Deze overeenkomst is gesloten tussen vennoot [X-Y] als franchisenemer en [B B.V.]. Franchisenemers waren tot en met 1998 verzekerd in het kader van -onder meer- de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: de WAO.) Op basis van de overeenkomst is belanghebbendes echtgenoot verzekerd voor de WAO. De op grond van de overeenkomst genoten handelskorting vormt voor hem premieplichtig loon voor de WAO. Over 1998 bedraagt dit ƒ 110.471,78.

2.5. Belanghebbende is niet verzekerd voor de WAO. Vanaf 1998 is zij verplicht verzekerd ingevolge de WAZ.

2.6. Deswege is haar de onderhavige aanslag WAZ opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van ƒ 71.219 en een heffingsgrondslag van ƒ 42.219.

2. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of conform de winstverdeling tussen beide vennoten, de helft van het premieplichtige WAO- loon zoals genoemd onder 2.4. bij de berekening van het premie-inkomen voor de WAZ toegerekend dient te worden aan belanghebbende en dat die toerekening aldus de heffingsgrondslag verlaagt hetgeen belanghebbende betoogt en de Inspecteur bestrijdt.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting geen nieuwe argumenten of verweren toegevoegd. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard haar subsidiaire standpunt inzake het vertrouwensbeginsel te laten varen.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot nihil. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op 1 januari 1998 is de WAZ in werking getreden. De WAZ is een verzekering tegen de financiële gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid voor degene die betaalde arbeid verricht, maar die niet verplicht verzekerd is voor de WAO, zoals "de zelfstandige" ( artikel 3, eerste lid, onderdeel a , van de WAZ).

4.2. Maatstaf voor de premieheffing voor de WAZ is het premie-inkomen.

Artikel 72, eerste lid, van de WAZ bepaalt dat onder premie-inkomen wordt verstaan: "het gezamenlijke bedrag van de in het kalenderjaar genoten winst uit onderneming, winst uit binnenlandse onderneming en zuivere inkomsten uit buiten dienstbetrekking verrichte tegenwoordige arbeid".

4.3. De Regeling premieheffing WAZ geeft uitvoering aan -onder meer- artikel 72 van de WAZ. Artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Regeling premieheffing WAZ, bepaalt dat voor de premieheffing niet tot het premie-inkomen behoort: " winst genoten uit hoofde van een dienstbetrekking". Onder "dienstbetrekking" wordt ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de WAZ verstaan: "een dienstbetrekking in de zin van de WAO".

4.4. Artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Regeling premieheffing WAZ betreft een persoongebonden faciliteit voor degene die zowel -uit hoofde van een dienstbetrekking- verzekerd is voor de geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid op grond van de WAO als op grond van de WAZ -ingeval winst wordt genoten uit hoofde van een dienstbetrekking-. Doelstelling van voornoemd artikellid is te bereiken dat deze winst niet ook nog eens voor de premieheffing WAZ in aanmerking wordt genomen (vergelijk de artikelsgewijze toelichting artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Regeling premieheffing WAZ, zoals gepubliceerd in V-N 1998/13.19 pagina 1288 en 1289).

4.5. Niet in geschil is dat belanghebbende geen dienstbetrekking in de zin van de WAO vervult. Zij geniet derhalve geen winst uit hoofde van een dienstbetrekking. Er is ten aanzien van belanghebbende geen sprake van een dubbele verzekering voor de gevolgen van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO en de WAZ. De bepaling van artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Regeling premieheffing WAZ, is in haar situatie derhalve niet van toepassing.

4.6. Gelet op het vooroverwogene heeft de Inspecteur terecht de helft van het onder 2.4. genoemde premieplichtig WAO-loon van vennoot [X-Y] niet in aanmerking genomen bij de berekening van het premie-inkomen van belanghebbende voor de WAZ. Aan dit oordeel doet niet af de omstandigheid dat ingevolge de winstverdeling tussen de vennoten het premieplichtig WAO-loon voor de helft tot belanghebbendes winst wordt gerekend.

4.7. Het gelijk is aan de zijde van de Inspecteur.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.

Aldus gedaan te Arnhem op 20 november 2002 door mr. J. Lamens, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. N.H. de Vries, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg als griffier.

(L.A. Aalbersberg) (J. Lamens)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 november 2002

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.