Home

Gerechtshof Arnhem, 31-12-2002, AF3862, 01-01016

Gerechtshof Arnhem, 31-12-2002, AF3862, 01-01016

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
31 december 2002
Datum publicatie
5 februari 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AF3862
Zaaknummer
01-01016

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nr. 01/01016 (inkomstenbelasting)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P]

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

jaar : 1998

mondelinge behandeling : 17 december 2002 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende en [belanghebbendes vader, alsmede de Inspecteur]

gronden:

1. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht). In het onderhavige geval is de uitspraak op het bezwaarschrift gedagtekend 19 december 2000 en is het op 18 maart 2001 aan de Inspecteur gerichte beroepschrift - na doorzending door de Inspecteur - ter griffie van het Hof ontvangen op 22 maart 2001. De termijn van zes weken is derhalve overschreden.

2. Belanghebbende stelt geen uitspraak op haar bezwaarschrift te hebben ontvangen en dat het vaker voorkomt dat het postverkeer tussen haar en de Belastingdienst niet goed verloopt. Bij de op 23 april 2001 per fax ontvangen aanvulling van het beroepschrift is als bijlage gevoegd een aan belanghebbende geadresseerde brief van 8 januari 2001 van de Ontvanger, waarin deze onder meer meedeelt dat het uitstel van betaling voor de onderhavige aanslag wordt beëindigd omdat op het bezwaarschrift is beslist. Verder is in de brief meegedeeld, dat de te betalen belasting moet worden betaald binnen de in het aanslagbiljet genoemde termijn of binnen tien dagen na dagtekening van de brief.

3. De Inspecteur stelt dat de uitspraak naar het juiste adres van belanghebbende is verzonden en dat het hem niet bekend is dat de enveloppe met de uitspraak als onbestelbaar retour is ontvangen.

4. In het midden latend of belanghebbende de uitspraak op het bezwaarschrift op of omstreeks 19 december 2000 heeft ontvangen acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende in ieder geval op of omstreeks 8 januari 2001 kon weten dat reeds op haar bezwaarschrift was beslist. Door eerst op 18 maart 2001 zich te wenden tot de Inspecteur moet worden geoordeeld dat belanghebbende de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel tegen de beslissing op het bezwaarschrift heeft laten verlopen.

5. Het beroep van belanghebbende moet mitsdien niet-ontvankelijk worden verklaard.

6. Ten overvloede merkt het Hof op dat belanghebbende, indien de Inspecteur zulks bestrijdt, aannemelijk moet maken dat sprake is van op haar drukkende én door haar betaalde uitgaven ter zake van studie. Ter zake hiervan heeft belanghebbende noch na herhaalde vragen van de Inspecteur noch desgevraagd ter zitting een begin van bewijs verschaft. De omstandigheid dat zij vanwege een verbroken relatie niet meer kan beschikken over haar administratie kan niet leiden tot een andere opvatting.

7. In de conclusie van dupliek heeft de Inspecteur toegezegd het belastbaar inkomen van belanghebbende over het onderhavige jaar ambtshalve te zullen verminderen met f 421 reiskosten.

slotsom

Het beroep van belanghebbende is niet-ontvankelijk.

proceskosten:

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig.

beslissing:

Het Gerechtshof verklaart het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2002 door mr Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Nuboer, als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(M.M. Nuboer) (J.B.H. Röben)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en aangetekend per post verzonden op 8 januari 2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane mondelinge uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor een griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.