Home

Gerechtshof Arnhem, 21-02-2003, AF6627, 00-02232

Gerechtshof Arnhem, 21-02-2003, AF6627, 00-02232

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
21 februari 2003
Datum publicatie
1 april 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AF6627
Zaaknummer
00-02232

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

twaalfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 00/02232 (waterschapsomslag)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X]

te : [Z]

verweerder : De heffingsambtenaar van het Waterschap Veluwe (hierna: de Ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : aanslagen waterschapsomslag 1999

nummer : [01]

mondelinge behandeling : op 7 februari 2003 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Ambtenaar]

gronden:

1. Belanghebbende is eigenaar van twee onroerende zaken gelegen aan de [a-weg 1 en 2 te Z]. Bij WOZ-beschikkingen heeft de Heffingsambtenaar van de gemeente [Z] de waarde van de twee onroerende zaken voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op f 125.000 en f 8.000. Belanghebbende heeft tegen deze beschikkingen bezwaar en beroep ingesteld.

2. Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1999 wegens het genot krachtens zakelijk recht van genoemde onroerende zaken de onderhavige op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de waterschapsomslag opgelegd naar de onder 1 vermelde heffingsgrondslagen van f 125.000 en f 8.000. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Ambtenaar op 31 oktober 2000 uitspraak gedaan. Op de datum van die uitspraak was de onder 1 genoemde WOZ-beschikking nog niet onherroepelijk komen vast te staan.

3. Artikel 131 van de Waterschapswet luidt:

"Indien bezwaar wordt gemaakt zowel tegen een belastingaanslag in de omslag ter zake van een gebouwde of ongebouwde onroerende zaak als tegen een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking welke ten grondslag heeft gelegen aan die belastingaanslag, vangt, ingeval feiten en omstandigheden in het geding zijn die van belang zijn zowel voor de heffing van de onroerende-zaakbelastingen als voor de vaststelling van de waarde op de voet van genoemd hoofdstuk IV, de termijn waarbinnen het dagelijks bestuur uitspraak doet op het eerstbedoelde bezwaar aan, in afwijking in zoverre van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet, op het tijdstip waarop de op de voet van genoemd hoofdstuk IV gegeven beschikking onherroepelijk is komen vast te staan."

4. Artikel 131 van de Waterschapswet strekt ertoe te voorkomen dat, ingeval feiten en omstandigheden in het geding zijn die van belang zijn zowel voor de heffing van de waterschapsomslagen als voor de vaststelling van de waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering van de Wet waardering (hierna: Wet WOZ), daarover afzonderlijke procedures bij de belastingrechter worden gevoerd.

In overeenstemming met die strekking moet het artikel aldus worden uitgelegd dat ingeval zowel bezwaar is gemaakt tegen een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde van een onroerende zaak als tegen een aanslag in de waterschapsomslag betreffende die onroerende zaak, waaraan die beschikking ten grondslag ligt, op laatstbedoelde bezwaar eerst uitspraak mag worden gedaan nadat op de voet van genoemd hoofdstuk IV gegeven beschikking onherroepelijk is komen vast te staan.

5. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden uitspraak is gedaan in strijd met artikel 131 van de Waterschapswet en derhalve niet in stand kan blijven.

slotsom:

Het beroep is gegrond.

proceskosten:

Het Hof verwijst voor de proceskostenveroordeling naar de ter zitting gelijktijdig behandelde zaak met het nummer 00/02113.

beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

- gelast dat het waterschap aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 27,23.

Aldus gedaan op 21 februari 2003 door mr. J.A. Monsma, lid van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(J.L.M. Egberts) (J.A. Monsma)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 25 februari 2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.