Home

Gerechtshof Arnhem, 15-04-2003, AF8585, 03-00475

Gerechtshof Arnhem, 15-04-2003, AF8585, 03-00475

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
15 april 2003
Datum publicatie
21 mei 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AF8585
Zaaknummer
03-00475

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

voorzieningenrechter belastingkamer

nummer 03/ 00475 (inkomstenbelasting)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

ingevolge artikel 8:84 van de

Algemene wet bestuursrecht

belanghebbende : X]

te : [Z]

ambtenaar : de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]

aangevallen besluiten : - navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997 met het daarbij genomen kwijtscheldingsbesluit, nr. H.77]

- navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1998 met het daarbij genomen boetebesluit, nr. […H.87]

- aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999 met het daarbij genomen boetebesluit, nr. […H.96]

- aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 met het daarbij genomen boetebesluit, nr. […H.06]

gronden:

1. Belanghebbende heeft op 26 september en 11 oktober 2002 tegen de bovenvermelde besluiten vier vooralsnog ongemotiveerde bezwaarschriften ingediend.

2. Uit inzage in de dossiers van de Belastingdienst is belanghebbende gebleken dat de Inspecteur beschikt over stukken die volgens belanghebbende van belang zijn voor de motivering van de bezwaarschriften.

3. De Inspecteur heeft belanghebbendes verzoek om deze stukken in kopie aan hem te verstrekken afgewezen. Belanghebbende is tegen die afwijzing in bezwaar gekomen bij de Staatssecretaris van Financiën. Deze procedure loopt momenteel nog.

4. Bij brief van 20 december 2002 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht de bezwaarschriften tegen de onderhavige besluiten te motiveren.

5. Belanghebbende verzoekt de voorzieningenrechter ervoor zorg te dragen dat hij de beschikking krijgt over de door hem van de Inspecteur gevraagde informatie, zodat hij de conclusies van de Inspecteur gemotiveerd kan bestrijden.

6. Het treffen van een voorlopige voorziening is slechts mogelijk indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een dergelijke voorziening vereist. Een spoedeisend belang zou in het onderhavige geval daarin kunnen bestaan, dat een niet-ontvankelijkheidverklaring dreigt indien de bezwaarschriften niet tijdig kunnen worden gemotiveerd, waardoor aan een inhoudelijke toetsing van de besluiten niet meer kan worden toegekomen.

7. Om een dergelijke niet-ontvankelijkheid te voorkomen is een summiere motivering reeds voldoende. Uit de stukken leidt de voorzieningenrechter af dat belanghebbende zijn bezwaren tegen bovenvermelde besluiten zijn gelegen in de omstandigheden dat naar zijn mening de door de Inspecteur gehanteerde branchedocumentatie onbetrouwbaar is en dat de door deze gehanteerde ramingen onduidelijk, onjuist en onredelijk zijn. Een dergelijke motivering zou voor de ontvankelijkheid van de bezwaren ruim voldoende zijn. De omstandigheid dat belanghebbende niet over de door hem gewenste informatie beschikt vormt derhalve geen omstandigheid die aan de ontvankelijkheid van de bezwaarschriften in de weg staat.

8. Dat belanghebbende zonder de door hem gewenste informatie zijn bezwaren niet in die mate kan onderbouwen zoals hij dat wenst te doen, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter weliswaar worden aangemerkt als een belang, echter niet als een spoedeisend belang. Bij een eventuele ongegrondverklaring van de bezwaren staat aan belanghebbende immers nog de mogelijkheid van beroep open, waarbij de zaken nogmaals in volle omvang aan de orde kunnen worden gesteld.

9. Ook de omstandigheid dat, naar belanghebbende aanvoert, reeds vijf jaren zijn verstreken sinds belanghebbendes eerste verzoek aan de Inspecteur om toezending van de gevraagde informatie kan niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een spoedeisend belang.

10. Het voorgaande kan tot geen andere conclusie leiden dan dat er in casu geen sprake is van een spoedeisend belang waarvoor, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening is vereist.

11. Nu het verzoek kennelijk ongegrond is, doet de voorzieningenrechter op de voet van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder voorafgaande mondelinge behandeling.

proceskosten:

De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2003 door mr. Van Schie, fungerend voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Van der Waerden als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

de griffier, de voorzieningenrechter,

(A.W.M. van der Waerden) ( P.M. van Schie)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 april 2003