Home

Gerechtshof Arnhem, 18-04-2003, AF8642, 02-01090

Gerechtshof Arnhem, 18-04-2003, AF8642, 02-01090

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
18 april 2003
Datum publicatie
21 mei 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AF8642
Zaaknummer
02-01090

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

zevende enkelvoudige belastingkamer

nummer 02/01090 (WOZ)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

Belanghebbende : [X]

Te : [Z]

Verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Ommen (hierna: de ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : beschikking waardevaststelling ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ) voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004

nummer : [...]

mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden

gronden:

1. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de WOZ moet de waarde van de onderhavige tot recreatiewoning dienende onroerende zaak - gelegen aan de [a-weg 1] - worden bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde (cursivering door het hof) eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij geldt als waardepeildatum 1 januari 1999.

Nu voorts de uit het erfpacht voor belanghebbende voortvloeiende verplichtingen de omvang van het genot en daardoor de waarde van de zaak ongeacht de persoon van de zakelijk gerechtigde en/of gebruiker niet beperken, komt aan de omstandigheid dat belanghebbende slechts erfpachter is voor de waardebepaling op grond van de WOZ geen waardedrukkende invloed toe (Hoge Raad 25 november 1998, nr. 33 212, BNB 1999/18).

2. De ambtenaar heeft zich bij het geven van de onderhavige beschikking op het standpunt gesteld dat de onder 1., eerste volzin, bedoelde waarde van belanghebbendes onroerende zaak op de waardepeildatum € 61.260 bedraagt. Bij de bestreden uitspraak heeft de ambtenaar zijn standpunt gehandhaafd

3. Ter staving van deze door hem verdedigde waarde heeft de ambtenaar bij het verweerschrift een op 11 oktober 2002 gedagtekend taxatierapport overgelegd, opgemaakt door [A], gecertificeerd WOZ-taxateur, in welk rapport wordt geconcludeerd tot een waarde van belanghebbendes onroerende zaak op de peildatum van eveneens € 61.260.

4. [A] voornoemd heeft bij de waardebepaling rekening gehouden met de verkoopprijs die op 18 mei 1999 voor het object [b-weg 2 te Q] is gerealiseerd. Deze werkwijze sluit aan bij de bepaling van de onder 1., eerste volzin, bedoelde waarde. Ter onderbouwing van de in aanmerking genomen waarde voor de grond heeft [A] ook de voor het perceel [c-weg 3 te Q] op 21 februari 2000 gerealiseerde verkoopprijs vermeld.

5. Gelet op de in het door de ambtenaar overgelegde taxatierapport vermelde gegevens met betrekking tot de waardebepalende factoren zoals onder meer, ligging, inhoud en kaveloppervlakte, is aannemelijk dat het object [b-weg 2 te Q] waarnaar in dat rapport wordt verwezen in dezen als referentiepand kan dienen. Met inachtneming van de onderlinge verschillen tussen belanghebbendes onroerende zaak en dat object, geeft de gerealiseerde verkoopprijs van [b-weg 2] steun aan de door de ambtenaar verdedigde waarde. De voor de kavel gelegen aan de [c-weg 3] gerealiseerde verkoopprijs € 69 per m2) geeft voorts steun aan het standpunt dat de door [A] in aanmerking genomen waarde voor de bij belanghebbendes object behorende grond (€ 27 per m²) niet te hoog is.

6. De ambtenaar maakt met het taxatierapport alsmede met hetgeen hij overigens heeft aangevoerd voldoende aannemelijk dat de in aanmerking genomen waarde van € 61.260 niet te hoog is.

Het door belanghebbende zijnerzijds aangevoerde is hiertegenover van onvoldoende gewicht om te concluderen tot een lagere waarde.

7. Aan de taxatie op 10 oktober 2001 van de (bos)grond van het park waarop belanghebbendes object ligt, komt slechts geringe betekenis toe nu die waardering geruime tijd na de waardepeildatum heeft plaatsgevonden en ook omdat de waardering van de (bos)grond van het gehele park onvoldoende zegt over de waarde van belanghebbendes perceel.

8. Bij het bepalen van de heffingsgrondslag voor de heffing van de overdrachtsbelasting wordt de waarde van het recht van erfpacht vermeerderd met die van de canon volgens bij algemene bestuur te stellen regels (artikel 11, eerste en derde lid van de Wet belastingen van rechtsverkeer). Er kan geenszins van worden uitgegaan dat de aldus volgens vaste regels bepaalde waarde voor een specifieke onroerende zaak overeenkomt met de onder 1., eerste volzin, bedoelde waarde. Aan de bij overdracht van de op het park gelegen recreatiewoningen door de notaris in aanmerking genomen waarde komt derhalve eveneens slechts een zeer geringe betekenis toe.

9. In het taxatierapport van [A] wordt melding gemaakt van de ligging van belanghebbendes object op het recreatiepark "[B]", aan een doorlopende, onverharde weg. Het is niet aannemelijk geworden dat van de staat van die weg een zo grote waardedrukkende invloed uitgaat dat de waarde van belanghebbendes zaak minder beloopt dan € 61.260.

10. De door de ambtenaar verdedigde waarde kan als juist worden aanvaard.

11. Tijdens de zitting van 4 april 2003, op welke zitting een groot aantal met de onderhavige zaak vergelijkbare zaken is behandeld, heeft de ambtenaar toegezegd het griffierecht in een aantal zaken, waaronder die van belanghebbende, te vergoeden.

proceskosten:

Het hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het gerechtshof:

- verklaart het beroep ongegrond;

- gelast de gemeente Ommen het door belanghebbende gestorte griffierecht van € 29 te vergoeden.

Aldus gedaan op 18 april 2003 door mr. drs. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. D.N.N. Jansen als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(D.N.N. Jansen) (F.J.P.M. Haas)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 april 2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.