Home

Gerechtshof Arnhem, 22-05-2003, AH8778, 02-03403

Gerechtshof Arnhem, 22-05-2003, AH8778, 02-03403

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
22 mei 2003
Datum publicatie
30 juni 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AH8778
Zaaknummer
02-03403

Inhoudsindicatie

In geschil is of een werknemer met een lease-auto van de zaak recht heeft op aftrek van het reiskostenforfait.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 02/03403 (inkomstenbelasting)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

Belanghebbende : [X]

Te : [Z]

Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P]

Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

Betreft : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1998

Nummer : […H.86]

Mondelinge behandeling : op 15 mei 2003 te Arnhem

Waarbij verschenen : belanghebbende alsmede [de Inspecteur]

gronden:

1. In verband met het verrichten van zijn werkzaamheden is aan belanghebbende door zijn werkgever een lease-auto ter beschikking gesteld. Voor de ter beschikking gestelde auto heeft belanghebbende een bedrag van ƒ 3.279 aan zijn werkgever moeten betalen.

2. Niet in geschil is dat belanghebbende het van hem in artikel 42, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) verlangde bewijs heeft geleverd dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer, te weten 857, voor privé-doeleinden is gebruikt. De in artikel 42, derde lid, van de Wet bedoelde bijtelling is derhalve achterwege gebleven.

3. In de regeling van belanghebbendes werkgever met betrekking tot de ter beschikking gestelde lease-auto's is in artikel 8 - voorzover van belang - het volgende opgenomen:

"Er wordt van uitgegaan, dat de lease-auto ook gebruikt wordt voor woon-werkverkeer en privé-gebruik. Ter vergoeding van bovengenoemd gebruik zal de medewerker die de beschikking heeft over een lease-auto, de normale woon-werk reiskostenvergoeding niet ontvangen en een jaarlijkse eigen bijdrage van 5% van de cataloguswaarde, inclusief de kosten van opties, accessoires en een eventueel ingebouwde LPG-installatie, aan [A] betalen."

4. Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar aangifte gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 274.760 en daarbij, naast een bijtelling van (857 km x ƒ 0,56) ƒ 479 voor het privé-gebruik van de auto, een bedrag van ƒ 2.050 als reiskostenforfait in aftrek gebracht. Hij is van mening dat de onder 1 genoemde bijdrage aan de werkgever, gelet op het lage privé-gebruik, is betaald voor het woon-werkverkeer, zodat het reiskostenforfait behorend bij de reisafstand woon-werkverkeer van meer dan 20 kilometer terecht in aftrek is gebracht.

5. Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur de aftrek reiskostenforfait geweigerd, de bijtelling ad ƒ 479 achterwege gelaten en het belastbaar inkomen vastgesteld op ƒ 276.331. In de uitspraak op bezwaar handhaaft de Inspecteur de correctie.

6. De Inspecteur maakt uit de onder 3 vermelde regeling op dat de bijdrage van 5% van de cataloguswaarde die moet worden betaald door degene aan wie een lease-auto ter beschikking is gesteld, moet worden toegerekend aan het privé-gebruik ongeacht het aantal met de auto voor privé-doeleinden gereden kilometers en verdedigt dat die bijdrage geen betrekking heeft op het woon-werkverkeer.

7. De Inspecteur heeft door middel van zijn brief d.d. 29 januari 2002 navraag gedaan bij werkgever van belanghebbende omtrent de interpretatie van artikel 8 van de leaseregeling. In de brief van 13 maart 2002 deelt [B], hoofd centrale personeelsadministratie van [A] N.V. het volgende mede:

"Zoals dit artikel aangeeft wordt er van uitgegaan dat de lease-auto ook voor privé-gebruik en woon-werkverkeer wordt gebruikt. De eigen bijdrage is echter slechts bedoeld voor het eventuele privé-gebruik. Dat het niet ontvangen van de normale woon-werk reiskostenvergoeding in dit artikel wordt genoemd, is om het onderscheid aan te geven met medewerkers die niet beschikken over een lease-auto."

8. Ook belanghebbende heeft zich tot de werkgever gewend met de vraag over de uitleg van artikel 8 van de leaseregeling. In een brief van 20 augustus 2002 deelt [C], financieel directeur van [A] N.V. het volgende mede:

"Wij hebben inderdaad op verzoek van de Belastinginspectie hen op 13 maart 2002 een brief gestuurd over de lease-autoregeling, overigens zonder dat ons bekend was dat dit een relatie had met jouw zaak. De eigen bijdrage betreffende privé-gebruik en woon-werkverkeer valt daar ook onder. Het zou best kunnen zijn, dat de toenmalige bewoording van de regeling daar niet geheel duidelijk over was. Aangezien wij niet op de hoogte zijn van de details van jouw dispuut met de Belastingdienst, kunnen wij hier geen rekening mee houden, en wij wensen dat ook niet te doen, zoals in onze brief van 28 februari 2000 is gesteld. (…)."

9. Uit het vorenstaande concludeert het Hof dat de werkgever geen duidelijkheid kan verschaffen over de precieze betekenis van artikel 8 van de leaseregeling. Doorslaggevend is derhalve hoe de regeling onder de gegeven omstandigheden voor belanghebbende uitwerkt. Het Hof kan de Inspecteur niet volgen in zijn uitleg van genoemde regeling inhoudende dat het woord "gebruik" uitsluitend betrekking kan hebben op de privé-kilometers.

10. De Inspecteur betwist niet belanghebbendes stelling dat van het betaalde bedrag van ƒ 3.279 slechts ƒ 479 betrekking heeft op het privé-gebruik dat van de auto is gemaakt. Daaruit volgt, gelet ook op de bewoordingen van de regeling, dat in dit geval het verschil tussen ƒ 3.279 -/- ƒ 479 = ƒ 2.800 alleen betrekking kan hebben op het woon-werkverkeer. Nu dit bedrag meer dan 70% uitmaakt van het bedrag van ƒ 2.050 dat voor de afstand tussen belanghebbendes woon- en arbeidsplaats als reiskostenaftrek geldt, heeft belanghebbende de aftrek terecht opgevoerd.

Belanghebbendes belastbaar inkomen dient te worden verminderd met ƒ 2.050 tot ƒ 274.281.

11. Het beroep van belanghebbende is gegrond.

proceskosten:

Van voor vergoeding in aanmerking komende kosten is het Hof niet gebleken.

beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

- vermindert de aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 274.281 (€ 124.463);

- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 29.

Aldus gedaan op 22 mei 2003 door mr. J.B.H. Röben, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.F. Geerling als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(A.M.F. Geerling) (J.B.H. Röben)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 mei 2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.