Home

Gerechtshof Arnhem, 22-05-2003, ECLI:NL:GHARN:2003:BV6022 AH8781, 02-02759

Gerechtshof Arnhem, 22-05-2003, ECLI:NL:GHARN:2003:BV6022 AH8781, 02-02759

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
22 mei 2003
Datum publicatie
30 juni 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AH8781
Zaaknummer
02-02759

Inhoudsindicatie

In geschil is of belanghebbende terecht in de heffing van de parkeerbelasting is betrokken.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nr. 02/02759 (parkeerbelasting)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

ambtenaar : de ambtenaar belast met de heffing van belastingen van de gemeente Ede (hierna: de Ambtenaar)

belasting : parkeerbelasting

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

mondelinge behandeling : op 15 mei 2002 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Ambtenaar]

gronden:

1. Belanghebbende heeft op 19 september 2001 in de morgen zijn auto met kenteken [AA-BB-00] geparkeerd in de Molenstraat te Ede op een parkeerplaats waar parkeerbelasting moet worden betaald. Ter plaatse gold een tarief van f 0,25 per zeveneneenhalve minuut. Om 10.45 uur is geconstateerd door een parkeercontroleur dat geen of niet voldoende parkeerbelasting was betaald.

2. Ter zake is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van f 2 aan belasting en f 86 aan kosten, totaal f 88. De naheffingsaanslag heeft belanghebbende op 19 september 2001 bereikt in de vorm van een op zijn auto aangebrachte parkeerbon. Op 30 november 2001 heeft de Ambtenaar aan belanghebbende een duplicaat aanslagbiljet met acceptgiro gezonden.

3. Ter zitting heeft belanghebbende de parkeerbon overgelegd. Op de parkeerbon, die kennelijk ter plekke door de parkeercontroleur met behulp van een automaat is aangemaakt, staat aan de voorzijde in zeer kleine letters en door de kwaliteit van de afdruk slecht leeesbaar vermeld, dat binnen 6 weken bezwaar tegen de naheffingsaanslag kan worden ingediend bij het Hoofd van de Afdeling belastingen van de gemeente Ede. Achterop de parkeerbon staan toelichtingen vermeld ingeval van een uitgereikte beschikking bij een verkeersovertreding en ingeval van een aanslag parkeerbelasting. In beide gevallen wordt gewag gemaakt van toezending van een acceptgiro en het wachten met betalen tot de ontvangst daarvan.

4. Belanghebbende heeft gesteld uit de teksten op de parkeerbon te hebben afgeleid dat hij met betalen en bezwaar moest wachten tot de ontvangst van een brief met daarbij een acceptgiro.

5. Ondanks dat het bezwaarschrift van belanghebbende eerst op 7 december 2001 bij de Ambtenaar is binnengekomen acht het Hof belanghebbende ontvankelijk in zijn bezwaar. Het Hof acht aannemelijk dat een doorsnee burger niet dadelijk het onderscheid tussen een verkeersovertreding met betrekking tot parkeren en een aanslag parkeerbelasting kent. Na de ontvangst van de acceptgiro inzake de te betalen parkeerbelasting heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend. Gelet op de onduidelijke vermelding van de mogelijkheid van bezwaar en de niet eenduidige tekst op de achterzijde van de parkeerbon volgt het Hof niet de Ambtenaar in zijn nadere conclusie in het verweerschrift dat belanghebbende alsnog niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn bezwaar. Met toepassing van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht is belanghebbende ontvankelijk in zijn bezwaar.

6. In de tijd die is gelegen tussen 19 september 2001 en de toezending op 30 november 2001 van het duplicaat aanslagbiljet met acceptgiro is geen belemmering gelegen voor het vaststellen van de onderhavige naheffing. Die termijn is niet strijdig met enig wettelijk voorschrift en tevens niet zodanig dat geoordeeld zou moeten worden dat belanghebbende daardoor in zijn verdediging is geschaad.

7. De Ambtenaar heeft voorts niet gehandeld in strijd met artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dat bepaalt dat binnen een jaar na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak op bezwaar wordt gedaan.

8. De Ambtenaar heeft gesteld en het Hof acht aannemelijk dat degene die op straat de naheffingsaanslag heeft vastgesteld (de parkeercontroleur) niet dezelfde persoon is als degene die naderhand op het bureau belastingen van de gemeente belast is met het beslissen op het bezwaarschrift. Belanghebbende maakt op geen enkele wijze aannemelijk dat is gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

9. De Ambtenaar heeft gesteld dat de betreffende parkeerautomaat een maximale parkeerduur aangaf van 30 minuten. Voor 30 minuten parkeren gold een tarief van (4 x f 0,25) f 1. Bij deze parkeerautomaat kon derhalve niet meer dan f 1 parkeerbelasting per keer parkeren verschuldigd worden. Vast staat dat de parkeerautomaat de mogelijkheid kende om te betalen met een kwartje of een gulden, maar ook met een rijksdaalder. Betaalde de parkeerder met een rijksdaalder dan was hij een bedrag van f 1,50 kwijt, omdat de parkeerautomaat niet was toegerust om het bedrag van f 1,50 terug te betalen. De Ambtenaar noemt dit systeem, waarbij met een rijkssdaalder kan worden betaald zonder de mogelijkheid van teruggaaf, in zijn verweerschrift 'klantvriendelijkheid' van de gemeente.

10. Belanghebbende heeft betoogd dat hij een rijksdaalder in de automaat heeft gestopt, nadat hij had waargenomen dat het tarief f 0,25 per zeveneneenhalve minuut was. Hem was niet vooraf de vermelding van de maximale parkeerduur opgevallen. Hij noemt het systeem van de parkeerautomaat verwarrend, omdat hij de indruk kreeg met de rijksdaalder voldoende te hebben betaald om voor een langere duur te kunnen parkeren.

11. Het Hof deelt de mening van belanghebbende, dat de mogelijkheid om met een rijksdaalder te betalen (zonder mogelijkheid van teruggaaf) terwijl de verschuldigdheid van parkeerbelasting per keer niet meer kan belopen dan f 1, verwarring kan wekken bij het publiek.

12. Bij het vermelden van belastingplicht en de wijze waarop de belasting kan worden voldaan is duidelijkheid geboden en moet de kans op het ontstaan van misverstanden worden vermeden. De wijze waarop de onderhavige parkeermeter is ingericht en afgesteld kan aanleiding geven tot misverstand. Dat een maximum parkeerduur is vermeld wil niet zeggen dat in dit geval misverstanden waren uitgesloten. Voor dat geval is het Hof van oordeel dat de naheffingsaanslag niet in stand kan blijven.

slotsom:

Het beroep van belanghebbende is gegrond.

proceskosten:

Belanghebbende heeft ter zitting gesteld aanspraak te maken op vergoeding van reis- en verblijfskosten [Z] - Arnhem. Het Hof begroot deze kosten, gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht, op € 40.

beslissing:

Het Gerechtshof

- vernietigt de bestreden uitspraak, alsmede de daarbij gehandhaafde naheffingsaanslag;

- verstaat dat de gemeente Ede aan belanghebbende vergoed het door hem voor het instellen van het beroep betaalde griffierecht van € 29;

- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 40, te vergoeden door de gemeente Ede.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2003 door mr Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Geerling als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(A.M.F. Geerling) (J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.