Home

Gerechtshof Arnhem, 08-07-2003, AI1615, 02-00212

Gerechtshof Arnhem, 08-07-2003, AI1615, 02-00212

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
8 juli 2003
Datum publicatie
1 september 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AI1615
Zaaknummer
02-00212

Inhoudsindicatie

Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de WOZ moet de waarde van de onderhavige tot woning dienende onroerende zaak - gelegen aan de [a-weg 1 te Z] - worden bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle eigendom in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij geldt als waardepeildatum 1 januari 1999.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

zesde enkelvoudige belastingkamer

nummer 02/00212 (WOZ)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dinxperlo (hierna: de Ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : beschikking waardevaststelling ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ) voor het tijdvak 1 januari 2001 t/m 31 december 2004

nummer : [01]

mondelinge behandeling : op 20 februari 2003 en 24 juni 2003 te Arnhem

waarbij verschenen : op 20 februari 2003 belanghebbende en [zijn gemachtigde, alsmede de Ambtenaar]

waarbij niet verschenen : op 24 juni 2003 belanghebbende en het college, die overeenkomstig de wet zijn opgeroepen

gronden:

Bevoegdheid

1. Artikel 22, eerste lid, van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) geeft de in artikel 1, tweede lid, Wet WOZ bedoelde gemeenteambtenaar, dat is de gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, de bevoegdheid om de waarde van de onroerende zaak vast te stellen bij een voor bezwaar vatbare beschikking. De in de onderhavige zaak genomen beschikking is blijkens haar bewoordingen evenwel niet vastgesteld door de in artikel 22 Wet WOZ genoemde gemeenteambtenaar, maar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dinxperlo. Dat college was daartoe niet bevoegd. Nu niet goed denkbaar is dat een gemeenteambtenaar als hiervoor bedoeld bij beschikking een andere beslissing omtrent de waarde zou hebben genomen, de beschikking op dit punt niet is aangevochten en niet valt in te zien hoe belanghebbende door deze gang van zaken kan zijn benadeeld, zal de beschikking in stand worden gelaten.

2. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de WOZ moet de waarde van de onderhavige tot woning dienende onroerende zaak - gelegen aan de [a-weg 1 te Z] - worden bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle eigendom in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij geldt als waardepeildatum 1 januari 1999.

3. Het college heeft zich bij het geven van de onderhavige beschikking op het standpunt gesteld dat de onder 1. bedoelde waarde van belanghebbendes onroerende zaak op de waardepeildatum naar de toestand op 1 januari 2001 € 117.074 (ƒ 257.999) bedraagt. Bij de bestreden uitspraak heeft het college zijn standpunt gehandhaafd.

4. De verschenen ambtenaar is op zijn verzoek op de zitting van 20 februari 2003 in staat gesteld om alsnog een taxatierapport te laten opmaken. Op 6 maart 2003 heeft het college een op 24 februari 2003 gedagtekend taxatierapport overgelegd, opgemaakt door [A], in welk rapport wordt geconcludeerd tot een waarde in het economische verkeer van belanghebbendes onroerende zaak op de peildatum van € 108.700 (ƒ 239.543), zulks naar de toestand op 1 januari 2001. Belanghebbende heeft op het rapport gereageerd.

5. De taxateur heeft bij de waardebepaling rekening gehouden met verkoopprijzen die rondom de peildatum voor min of meer vergelijkbare objecten zijn gerealiseerd. Deze werkwijze sluit aan bij de bepaling van de onder 1. bedoelde waarde.

6. Het college maakt met de aangevoerde gegevens met betrekking tot de waardebepalende factoren zoals onder meer type, grootte en gebruik, aannemelijk dat de objecten waarnaar in het door hem overgelegde taxatierapport wordt verwezen in dezen als referentiepanden kunnen dienen. Met inachtneming van de onderlinge verschillen tussen belanghebbendes onroerende zaak en de in het taxatierapport genoemde objecten, geven de gerealiseerde verkoopprijzen van die objecten steun aan de door het college (nader) verdedigde waarde. Bij de verschillen is met name genoemd de ligging achter het in het jaar 2000 in gebruik genomen terrein van een supermarkt met hinder (geluidsoverlast en privacyverlies) gevend parkeren en bestelverkeer.

7. Met belanghebbendes klacht is dusdoende rekening gehouden. Het Hof acht op grond van het door het college overgelegde en kennelijk door hem aanvaarde taxatierapport voldoende aannemelijk geworden dat de daarin genoemde waarde van € 108.700 (ƒ 239.543) niet te hoog is.

8. Het door belanghebbende zijnerzijds aangevoerde is hiertegenover van onvoldoende gewicht om te concluderen tot een lagere waarde.

9. Het beroep is gegrond.

proceskosten:

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 20 aan reiskosten.

beslissing:

Het Gerechtshof

-verklaart het beroep gegrond,

-vernietigt de waardebeschikking,

-vermindert de waarde tot € 108.700,

-veroordeelt het college in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 20, onder aanwijzing van de gemeente Dinxperlo als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden,

-gelast het college het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 29 aan belanghebbende te vergoeden.

Aldus gedaan op 8 juli 2003 door mr. J. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

Het lid van de voormelde kamer,

(J. Lamens)

De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 juli 2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.