Home

Gerechtshof Arnhem, 28-08-2003, AL1191, 02/01165

Gerechtshof Arnhem, 28-08-2003, AL1191, 02/01165

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
28 augustus 2003
Datum publicatie
23 september 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AL1191
Formele relaties
Zaaknummer
02/01165

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of de waarde van de onderhavige onroerende zaak bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen buiten aanmerking moet worden gelaten ingevolge het bepaalde in artikel 220d, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Gemeentewet. Bij de beantwoording van die vraag staat centraal of de onroerende zaak in hoofdzaak is bestemd voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste meervoudige belastingkamer

nummer 02/01165 (onroerendezaakbelastingen)

U i t s p r a a k

op het beroep van de Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Dronten (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan haar opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Aan belanghebbende zijn met dagtekening 28 februari 2001 voor het jaar 2000 op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerendezaakbelastingen opgelegd, berekend naar een waarde ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) van € 211.461.

1.2. Belanghebbende heeft bij één bezwaarschrift gelijktijdig bezwaar gemaakt tegen de voor het onderhavige jaar geldende beschikking waardevaststelling ingevolge de Wet WOZ en de aanslagen onroerendezaakbelastingen. De Ambtenaar heeft de beschikking en de aanslagen bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak tijdig in beroep gekomen bij het Hof. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, de Ambtenaar een conclusie van dupliek.

1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad op 26 juni 2003 te Arnhem. Ter zitting zijn verschenen en gehoord [belanghebbendes gemachtigde, tot bijstand vergezeld van A en B, alsmede de Ambtenaar, tot bijstand vergezeld van C en D].

1.5. Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota's moet als hier ingelast worden aangemerkt. Zonder bezwaar van de wederpartij heeft de Ambtenaar bij zijn pleitnota één bijlage overgelegd.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak [a-weg 1 te Z]. Het betreft een onroerende zaak die door belanghebbende nagenoeg uitsluitend voor feitelijk gebruik beschikbaar wordt gesteld aan twee bij [het E genootschap] aangesloten loges, te weten [Loge-1] en [Loge-2]. Belanghebbende is door deze loges opgericht met het oogmerk het onroerend goed voor hen als een aparte rechtspersoon te beheren.

2.2. [Het E genootschap] is een levensbeschouwelijke organisatie, vergelijkbaar met de Vrijmetselarij, waarvan de [hoofdzetel]) is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika. [Het E genootschap] telt wereldwijd ongeveer 600.000 leden. [Loge-1] is een loge waarvan uitsluitend vrouwen en [Loge-2] een waarvan uitsluitend mannen lid kunnen worden.

2.3. Broederloges zoals [Loge-2] komen in de regel elke week, zusterloges zoals [Loge-1] eenmaal per veertien dagen gedurende een avond bij elkaar. De avond is opgebouwd uit twee delen, te weten de Tempelzitting en de Nazitting.

2.4. De Tempelzittingen dragen een besloten karakter. Zij zijn uitsluitend bestemd voor de leden van de betreffende loge, dan wel die van andere loges. Gebruik wordt gemaakt van passeerwoorden, symbolen en ritualen. De beslotenheid heeft deels een historische achtergrond en heeft voorts een functie in het kader van de vertrouwelijkheid en de privacy van de leden die persoonlijke zaken naar voren brengen. De Tempelzittingen worden voorgezeten door de Voorzittend Meester of Meesteres. Tijdens de Tempelzittingen komen vaste agendapunten aan de orde, zoals berichten van zieke en afwezige leden, verslagen van bezoeken aan andere instellingen van [het E genootschap] en verslagen van commissies zoals de Commissie voor Algemene Zaken, de Commissie voor Ziekenbezoek en de Commissie voor Onderzoek van Kandidaten. Een vast onderdeel van de Tempelzitting wordt gevormd door de Bouwsteen, een persoonlijke bijdrage van één van de leden. De verschillende onderdelen worden in- en uitgeluid met passende muziek. Na de Bouwsteen verzorgt de OnderVoorzittend Meester of Meesteres een slotwoord. Vervolgens sluit de Voorzittend Meester of Meesteres de zitting en verlaten de leden de Tempel.

2.5. De Nazittingen hebben een informeler karakter en hoeven niet altijd betrekking te hebben op het Ordewerk in engere zin. De leiding van de Nazittingen is in handen van de OnderVoorzittend Meester of Meesteres. De Commissie voor Algemene Zaken verzorgt de catering. Voor de invulling van de Nazittingen bestaan verschillende mogelijkheden. Het sociale aspect, de ontmoeting tussen de leden van de loge, staat centraal. Voor de Nazittingen kunnen desgewenst derden worden uitgenodigd, bijvoorbeeld voor het houden van een lezing of belangstellenden die eventueel geïnteresseerd zijn toe te treden.

2.6. De onderhavige onroerende zaak is als volgt ingedeeld. Via de entree bereikt men een hal met garderobe en toiletgroepen, die (indirect) toegang biedt tot de twee belangrijkste ruimten van het gebouw, te weten de zaal die wordt gebruikt voor de Tempelzittingen en de zaal die wordt gebruikt voor de Nazittingen. De zaal die wordt gebruikt voor de Tempelzittingen is uitsluitend toegankelijk voor Ordeleden. De zaal die wordt gebruikt voor de Nazittingen is ook toegankelijk voor - genodigde - derden. Deze zaal beschikt over een keukenfaciliteit ten behoeve van de catering.

2.7. De entree, de hal en de zaal die wordt gebruikt voor de Nazittingen worden op zondagen gedurende een deel van de dag beschikbaar gesteld aan de [gemeenschapsleden te Z] ten behoeve van het houden van openbare erediensten.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of de waarde van de onderhavige onroerende zaak bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen buiten aanmerking moet worden gelaten ingevolge het bepaalde in artikel 220d, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Gemeentewet. Bij de beantwoording van die vraag staat centraal of de onroerende zaak in hoofdzaak is bestemd voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd, wordt verwezen naar het aan deze uitspraak aangehechte en daarvan deel uitmakende "Proces-verbaal van het ter zitting verhandelde".

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2000 van de gemeente Dronten - welke bepaling overeenstemt met artikel 220d, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Gemeentewet - wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf van de onroerendezaakbelastingen buiten aanmerking gelaten de waarde van onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige zaken die dienen als woning.

4.2. Of een bezinningsbijeenkomst als openbaar moet worden aangemerkt is, naar analogie van hetgeen de Hoge Raad in zijn uitspraak van 4 november 1959, nr. 14 055, BNB 1959/377, heeft overwogen met betrekking tot het begrip openbare eredienst, afhankelijk van het antwoord op de vraag of de bijeenkomst voor een ieder vrij toegankelijk is.

4.3. Vast staat dat de onder 2.4. beschreven Tempelzittingen uitsluitend bestemd zijn voor leden van loges van [het E genootschap]. De zittingen dragen een besloten karakter. Zij zijn derhalve niet openbaar in vorenbedoelde zin. Vast staat tevens dat de onder 2.5. beschreven Nazittingen een sterke samenhang vertonen met de Tempelzittingen. Weliswaar dragen de Nazittingen een meer informeel karakter dan de Tempelzittingen en kunnen derden worden uitgenodigd om deze bijeenkomsten bij te wonen, maar dit brengt naar het oordeel van het Hof niet mee dat de Nazittingen geacht kunnen worden voor een ieder vrij toegankelijk te zijn.

4.4. Nu de onroerende zaak nagenoeg uitsluitend wordt gebruikt voor Tempelzittingen en Nazittingen van loges van [het E genootschap], is het Hof van oordeel dat de onderhavige onroerende zaak niet in hoofdzaak wordt gebruikt voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard. Weliswaar wordt een deel van de onroerende zaak gedurende een deel van de zondagen voor het houden van openbare erediensten ter beschikking gesteld aan de [gemeenschapsleden te Z], maar dit kan, gezien het relatief beperkte tijds- en ruimtebeslag van dat gebruik aan dit oordeel niet afdoen.

4.5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat ontzegging van de onderhavige vrijstelling aan haar moet worden beschouwd als een ongeoorloofde vorm van discriminatie op basis van levensovertuiging en derhalve moet worden verboden op grond van het bepaalde in artikel 1 van de Grondwet, mede gelet op de Wet in verband met de erkenning van de vrijheid van levensovertuiging als grondrecht (Stb. 1997, 192) en de artikelen 14 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en 26 van het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR).

4.6. Bij de beantwoording van de vraag of toepassing van de onderhavige vrijstellingsbepaling een door de genoemde wettelijke en verdragsbepalingen verboden ongelijke behandeling oplevert moet, zoals de Hoge Raad met het oog op de toetsing aan artikel 26 IVBPR heeft overwogen in zijn uitspraak van 27 september 1990, nr. 24 297, BNB 1990/61, worden vooropgesteld dat deze bepalingen niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen verbieden, maar alleen die ongelijke behandeling welke als discriminatie moet worden beschouwd omdat een objectieve en redelijke rechtvaardiging ervoor ontbreekt.

4.7. Uit hetgeen onder 4.6. is overwogen leidt het Hof af dat als voorwaarde voor het kunnen aannemen van discriminatie, dat wil zeggen verboden ongelijke behandeling, heeft te gelden dat sprake moet zijn van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Van dit laatste is naar het oordeel van het Hof geen sprake omdat de besloten bijeenkomsten welke in de onderhavige onroerende zaak worden gehouden feitelijk niet zijn gelijk te stellen aan openbare erediensten dan wel openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard. Nu er in dezen geen sprake is van gelijke gevallen en dus ook niet van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, kan discriminatie in evenbedoelde zin niet worden aangenomen. Voorts is niet gesteld of gebleken, dat de overige in het gebouw gehouden bijeenkomsten, voor zover dit openbare erediensten betreft, op zichzelf kunnen leiden tot toekenning van de door belanghebbende bepleite vrijstelling.

4.8 Dat andere gemeenten dan Dronten de onderhavige vrijstelling wel toepassen op onroerende zaken die in gebruik zijn bij loges van [het E genootschap] kan belanghebbende niet baten. De gemeente Dronten is immers niet gebonden aan het beleid dat ter zake door andere gemeenten wordt gevoerd.

4.9. Ook belanghebbendes pleidooi dat veel kerken in [de provincie Q] en vrijwel alle moskeeën in Nederland ten onrechte van de onderhavige vrijstelling profiteren aangezien hun erediensten in haar ogen niet openbaar zijn nu de voertaal in die diensten een andere taal is dan het Nederlands, respectievelijk omdat toehoorders niet actief kunnen deelnemen aan de erediensten kan haar niet baten. Anders dan belanghebbende kennelijk meent is het hanteren van de Nederlandse taal geen beslissend criterium voor openbaarheid. Ook de vraag of actief kan worden deelgenomen aan de eredienst vormt daarvoor geen beslissend criterium. Zoals hiervoor reeds is overwogen is beslissend of de betreffende eredienst voor een ieder vrij toegankelijk is.

4.10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het gelijk aan de Ambtenaar is.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 28 augustus 2003 door mr. N.E. Haas, voorzitter, Prof. mr. dr. J.A. Monsma en mr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.

(N.E. Haas)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 augustus 2003

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.