Home

Gerechtshof Arnhem, 26-08-2003, AL1473, 02-03838

Gerechtshof Arnhem, 26-08-2003, AL1473, 02-03838

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
26 augustus 2003
Datum publicatie
23 september 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AL1473
Zaaknummer
02-03838

Inhoudsindicatie

De bestreden uitspraak met informatie over het instellen van beroep is gedagtekend 1 augustus 2002 en ter post bezorgd op 5 augustus 2002. Het beroep is bij het Hof ingekomen op 15 oktober 2002, derhalve ruim buiten de termijn van zes weken als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat belanghebbende na de uitspraak eerst overleg wilde voeren met een bestuurder van zijn gemeente alvorens beroep in te stellen, vormt geen omstandigheid waardoor het te laat instellen van het beroep hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Het beroep van belanghebbende is mitsdien niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 02/03838 (hondenbelasting)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]/gemeente Maasdriel

ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente Maasdriel (hierna: de Ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift

soort belasting : hondenbelasting

jaar : 2002

mondelinge behandeling : op 12 augustus 2003 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Ambtenaar]

gronden:

1. De bestreden uitspraak met informatie over het instellen van beroep is gedagtekend 1 augustus 2002 en ter post bezorgd op 5 augustus 2002. Het beroep is bij het Hof ingekomen op 15 oktober 2002, derhalve ruim buiten de termijn van zes weken als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat belanghebbende na de uitspraak eerst overleg wilde voeren met een bestuurder van zijn gemeente alvorens beroep in te stellen, vormt geen omstandigheid waardoor het te laat instellen van het beroep hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Het beroep van belanghebbende is mitsdien niet-ontvankelijk.

ten overvloede:

2. Belanghebbende heeft verstand van en ruime ervaring met honden. Hij leidt jaarlijks op basis van een overeenkomst met de Stichting Hulphond Nederland te [Q] een jonge hond op die na de opleiding in staat is gehandicapten hulp te bieden waar de handicap het functioneren bemoeilijkt. Belanghebbende en zijn echtgenote fungeren als zogenaamd 'gastgezin'.

3. Van november 2001 tot en met augustus 2002 was belanghebbende in dat verband houder van een op te leiden hond. Deze hond is daarna toegewezen aan een gehandicapt persoon. Vervolgens heeft belanghebbende weer een andere hond opgeleid.

4. In de gemeente Maasdriel wordt in het jaar 2002 op basis van de op de juiste wijze bekendgemaakte Verordening hondenbelasting 2002 een hondenbelasting geheven van de houder van een hond. Belanghebbende is in overeenstemming met de Verordening als houder van een hond over 2002 aangeslagen voor een bedrag van € 48,30.

5. De Verordening kent onder meer vrijstellingen ter zake van honden:

a. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

b. die door de Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld.

Partijen zijn het erover eens dat belanghebbende als houder van de hond is aan te merken en dat de Verordening ter zake van een op te leiden hond geen vrijstelling kent.

6. In verband met het ontbreken van een vrijstelling heeft belanghebbende in september 2002 gesproken met de verantwoordelijke wethouder. Volgens belanghebbende heeft de wethouder hem daarbij gezegd dat de Verordening zou kunnen worden aangepast en dat de aanslag over 2002 van tafel moest. Met ingang van het belastingjaar 2003 is de Verordening aangepast en is, onder voorwaarden, ter zake van het opleiden van een hulphond voorzien in een vrijstelling. In 2003 is belanghebbende de enige houder van een hond in de gemeente Maasdriel die een beroep op deze laatste vrijstelling heeft gedaan. De vrijstelling is aan hem verleend.

6. Bij het verweerschrift heeft de Ambtenaar een verklaring van de desbetreffende wethouder gevoegd, welke verklaring - voorzover van belang - luidt;

- hij heeft enkel aan belanghebbende gezegd dat in de Verordening een vrijstelling opgenomen zou kunnen worden en dat dit diende te worden besloten in het college en nadien diende te worden vastgesteld door de raad;

- hij heeft in het gesprek met belanghebbende niet aangegeven dat een vrijstelling verleend gaat worden of de indruk gewekt dat de aanslag over 2002 vernietigd zou worden.

7. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij aan de uitlating van de wethouder het vertrouwen kon en mocht ontlenen dat de aanslag hondenbelasting over het onderhavige jaar zou worden vernietigd.

De Ambtenaar bestrijdt dat de wethouder een toezegging heeft gedaan omtrent het verlenen van vrijstelling dan wel omtrent een vrijstelling met terugwerkende kracht.

8. Tegenover de bestrijding door de Ambtenaar maakt belanghebbende niet aannemelijk dat de door hem gestelde toezegging, te weten dat een wethouder had meegedeeld dat de onderhavige aanslag zou worden vernietigd, door de betrokken wethouder is gedaan. De door de Ambtenaar ingebrachte schriftelijke verklaring van de wethouder geeft geen aanleiding voor een andersluidend oordeel.

9. Ten slotte merkt het Hof op dat een wethouder van een gemeente, al dan niet als portefeuillehouder verantwoordelijk voor de uitvoering van de lokale belastingheffing, de bevoegdheid mist om te beslissen of een toezegging te doen inzake de heffing van belasting ten aanzien van een individuele belastingplichtige. Die bevoegdheid komt toe aan de gemeenteambtenaar die is belast met de heffing van de gemeentelijke belastingen (art. 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet). Zo al een toezegging als door belanghebbende gesteld zou zijn gedaan, dan zou dat onbevoegdelijk zijn gedaan. Die enkele toezegging zou dan niet direct kunnen leiden tot vernietiging van de aanslag.

slotsom:

Het beroep van belanghebbende is niet-ontvankelijk.

proceskosten:

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig.

beslissing:

Het Gerechtshof verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2003 door mr Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Geerling, als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(A.M.F. Geerling) (J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 augustus 2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.