Home

Gerechtshof Arnhem, 10-07-2003, ECLI:NL:GHARN:2003:BV5988 AL1495, 02-01804

Gerechtshof Arnhem, 10-07-2003, ECLI:NL:GHARN:2003:BV5988 AL1495, 02-01804

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
10 juli 2003
Datum publicatie
23 september 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AL1495
Zaaknummer
02-01804

Inhoudsindicatie

De tweede door erflater aangevoerde grief betreft - naar het Hof begrijpt - de overschrijding van de in artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) genoemde termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar. Het bezwaarschrift van erflater gericht tegen de naheffingsaanslag is op 29 maart 2001 bij de Ambtenaar binnengekomen. Met dagtekening 9 april 2002 heeft de Ambtenaar uitspraak op dit bezwaar gedaan. De termijn van artikel 25, eerste lid, van de AWR is derhalve overschreden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 02/01804 (parkeerbelasting)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

Belanghebbenden : De erven van wijlen [erflater]

Te : [Z]

Verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Oldenzaal (hierna: de Ambtenaar)

Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

Betreft : naheffingsaanslag parkeerbelasting 2001

Nummer : [01]

Mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden

gronden:

1. Op 27 maart 2001 om 15:48 uur stond de personenauto van wijlen [erflater] met het kenteken [11-AA-BB], merk Fiat, geparkeerd op een parkeerplaats aan de Ganzenmarkt te Oldenzaal. Ingevolge de op dat moment geldende en genoegzaam bekend gemaakte Verordening parkeerbelastingen 1998 van de gemeente Oldenzaal en de daarbij behorende tarieventabel gold ter plaatse ter zake van het parkeren van een motorrijtuig een verplichting tot voldoening van parkeerbelasting. Erflater heeft geen parkeerbelasting betaald.

2. Nu erflater de ten tijde van de controle op 27 maart 2001, omstreeks 15:48 uur, voor het parkeren verschuldigde belasting niet had voldaan, is de onderhavige naheffingsaanslag aan hem opgelegd.

3. De door erflater in het nog door hem zelf opgestelde beroepschrift aangevoerde omstandigheid dat hij op 27 maart 2001 bezig was de Franse ouders van zijn schoonzoon rond te leiden in Oldenzaal en dat hij door het converseren in de Franse taal - mede gezien zijn leeftijd - werd afgeleid waardoor hij verzuimd heeft de verschuldigde belasting te voldoen, kan geen rechtvaardigingsgrond zijn voor het achterwege laten de verschuldigde belasting te voldoen. De naheffingsaanslag is mitsdien terecht aan erflater opgelegd.

4. De tweede door erflater aangevoerde grief betreft - naar het Hof begrijpt - de overschrijding van de in artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) genoemde termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar. Het bezwaarschrift van erflater gericht tegen de naheffingsaanslag is op 29 maart 2001 bij de Ambtenaar binnengekomen. Met dagtekening 9 april 2002 heeft de Ambtenaar uitspraak op dit bezwaar gedaan. De termijn van artikel 25, eerste lid, van de AWR is derhalve overschreden.

5. Artikel 25, eerste lid, van de AWR bepaalt, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dat de Ambtenaar binnen een jaar na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak daarop doet. Het tweede lid juncto artikel 231, tweede lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bevat een uitzondering hierop en bepaalt dat de Ambtenaar met schriftelijke toestemming van het College van B en W de uitspraak voor ten hoogste een jaar kan verdagen.

6. Inzake een toestemming als bedoeld in 5. heeft de Ambtenaar niets gesteld. De Ambtenaar heeft mitsdien in strijd met de wettelijke bepalingen buiten de daarvoor gestelde termijn uitspraak op bezwaar gedaan. De klacht van erflater, die in zoverre terecht is, kan evenwel volgens vaste rechtspraak er niet toe leiden dat om die reden de naheffingsaanslag moet worden vernietigd. Die sanctie is door de wetgever niet gesteld.

7. Het Hof merkt evenwel nog het volgende op. In plaats van het voor de niet tijdige afdoening van het bezwaarschrift in het verweerschrift aanbieden van excuses, herhaalt de Ambtenaar in het verweerschrift de reeds eerder tijdens de fase van bezwaar gedane mededeling dat "het de gemeente vrij staat prioriteiten te stellen waarvan de behandeling van het bezwaarschrift van belanghebbende geen deel uitmaakt."

8. Het Hof acht een dergelijke uitlating en opstelling van de Ambtenaar ronduit onbehoorlijk en geeft in verband daarmee de gemeente Oldenzaal in overweging het opleggen van naheffingsaanslagen stop te zetten totdat een tijdige en op behoorlijke wijze verlopende behandeling van bezwaarschriften kan worden gegarandeerd.

9. Het is alleszins begrijpelijk dat erflater in de gang van zaken aanleiding heeft kunnen vinden het onderhavige beroep in te stellen. Het Hof zal daarom gelasten dat de gemeente Oldenzaal aan de erven het voor het instellen van het beroep betaalde griffierecht vergoedt.

10. Het beroep van de erven is niet gegrond.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep ongegrond;

- gelast dat de gemeente Oldenzaal aan de erven vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 29.

Aldus gedaan op 10 juli 2003 door mr. J.B.H. Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.F. Geerling als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(A.M.F. Geerling) (J.B.H. Röben)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 augustus 2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.