Home

Gerechtshof Arnhem, 19-09-2003, ECLI:NL:GHARN:2003:BV5770 AL8015, 01-02535

Gerechtshof Arnhem, 19-09-2003, ECLI:NL:GHARN:2003:BV5770 AL8015, 01-02535

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
19 september 2003
Datum publicatie
9 oktober 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AL8015
Zaaknummer
01-02535

Inhoudsindicatie

De voor belanghebbendes zaak vastgestelde waarde dient dan ook te worden verminderd. Bij gebreke van andere gegevens komt het hof een vermindering in overeenstemming met de verhouding van de bij de totstandkoming van de jachthaven gevraagde onder 5. vermelde prijzen redelijk voor. Een vermindering derhalve tot (f. 36.000/f. 49.000) x f. 37.000 = (afgerond) f. 27.000 (€ 12.252). Ter zitting heeft belanghebbende te kennen gegeven in te kunnen stemmen met een vermindering tot dit bedrag.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

Zevende enkelvoudige belastingkamer

nr. 01/02535 (WOZ)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente Noordoostpolder

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen de beschikking waardevaststelling ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de wet WOZ)

beschikkingsnummer : [01]

tijdvak : van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004

mondelinge behandeling : op 5 september 2003 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote [X-Y], alsmede [de ambtenaar]

gronden:

1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onderhavige onroerende zaak, een ligplaats in een jachthaven, bekend als [a-haven 1, postcode … te Q]. De zaak heeft een perceelsoppervlakte van 52 m².

2. De ambtenaar heeft zich bij het geven van de onderhavige beschikking op het standpunt gesteld dat de waarde van belanghebbendes onroerende zaak op de waardepeildatum (1 januari 1999) f. 37.000 (€ 16.789) bedraagt. Bij de bestreden uitspraak heeft de ambtenaar dit standpunt gehandhaafd.

3. Belanghebbende betwist niet dat de vastgestelde waarde hoger zou zijn dan de waarde in het economische verkeer van zijn zaak op de peildatum maar betoogt dat de waarde op grond van het gelijkheidsbeginsel op een lager bedrag dient te worden vastgesteld.

4. Bij het vaststellen van de waarde van de ligplaatsen in de jachthaven de volgende staffel gebruikt:

ligplaatsgrootte: WOZ-waarde:

45 m²- 80 m² f. 37.000

81 m² - 120 m² f. 68.000

121 m² - 160 m² f. 97.000

161 m² - 200 m² f. 109.000

201 m² - 240 m² f. 125.000

5. De door de ambtenaar gehanteerde staffel leidt ertoe dat ligplaatsen die verschillen in oppervlakte maar in één klasse liggen (bijvoorbeeld de klasse 45 m² - 80 m² waarin belanghebbendes zaak ligt) gelijk worden gewaardeerd. Het is echter aannemelijk dat percelen die verschillen in oppervlakte in het economische verkeer een verschillende waarde hebben in die zin dat een grotere oppervlakte in beginsel gepaard gaat met een hogere waarde. Dat dit ook in dezen het geval is vindt steun in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd omtrent de prijzen die aanvankelijk (bij de ontwikkeling van de jachthaven) voor de verschillende ligplaatsen golden. Zo werd voor een ligplaats met een oppervlakte van 52 m² f. 36.000 gevraagd en voor een ligplaats van 77 m² f. 49.000. Hetgeen de ambtenaar heeft aangevoerd (met name omtrent de voor verschillende ligplaatsen gerealiseerde verkoopprijzen) rechtvaardigt niet het oordeel dat er in dezen geen positief verband bestaat tussen oppervlakte van een ligplaats en de waarde daarvan.

6. Het door de ambtenaar bij de waardering van de ligplaatsen gevoerde beleid leidt er dan ook toe dat ongelijke gevallen (ligplaatsen met een ongelijke oppervlakte binnen eenzelfde staffelklasse) gelijk worden behandeld. In aanmerking genomen het belang van een gelijke behandeling van gelijke gevallen (en derhalve ook van een ongelijke behandeling van ongelijke gevallen) is het hof van oordeel dat de ambtenaar in redelijkheid niet tot dat beleid heeft kunnen komen. Belanghebbende verdedigt dan ook terecht dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden.

7. De voor belanghebbendes zaak vastgestelde waarde dient dan ook te worden verminderd. Bij gebreke van andere gegevens komt het hof een vermindering in overeenstemming met de verhouding van de bij de totstandkoming van de jachthaven gevraagde onder 5. vermelde prijzen redelijk voor. Een vermindering derhalve tot (f. 36.000/f. 49.000) x f. 37.000 = (afgerond) f. 27.000 (€ 12.252). Ter zitting heeft belanghebbende te kennen gegeven in te kunnen stemmen met een vermindering tot dit bedrag.

proceskosten:

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 24,90.

beslissing:

Het gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

- vermindert de vastgestelde waarde tot € 12.252 (f. 27.000);

- gelast de gemeente Noordoostpolder aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 27,23 (f. 60) te vergoeden;

- veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 24,90 en wijst de gemeente Noordoostpolder aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2003 te Arnhem door mr. drs. F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Jansen als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van voormelde kamer,

(D.N.N. Jansen) (F.J.P.M. Haas)

Afschriften aangetekend per post verzonden op: 19 september 2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.