Home

Gerechtshof Arnhem, 06-10-2003, AM7804, 02-03237

Gerechtshof Arnhem, 06-10-2003, AM7804, 02-03237

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
6 oktober 2003
Datum publicatie
29 oktober 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AM7804
Zaaknummer
02-03237

Inhoudsindicatie

Anders dan belanghebbende meent is er naar het oordeel van het Hof sprake van een onderbedeling van belanghebbende en een overbedeling van belanghebbendes ex-echtgenote. Door de verplichtingen ten aanzien van bovengenoemde leningen op zich te nemen heeft belanghebbende bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap minder verkregen dan waar hij recht op had, en heeft belanghebbendes ex-echtgenote meer verkregen dan waar zij recht op had.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

Negende enkelvoudige belastingkamer

nr. 02/03237 (inkomstenbelasting)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/[P]

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000

nummer : […H06]

mondelinge behandeling : op vrijdag 26 september 2003 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de ambtenaar

gronden:

1. Belanghebbende is in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur, waarbij de correctie ad f. 2.435,- inzake niet aftrekbare rente werd gehandhaafd en het ingediende bezwaar tegen de opgelegde aanslag inkomstenbelasting 2000 werd afgewezen.

2. In het kader van zijn echtscheiding heeft bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap belanghebbende op zich genomen, de rente- en aflossingsverplichtingen ten aanzien van een tweetal (tijdens het huwelijk aangegane) schulden bij de [a-bank en de b-bank] in de toekomst te blijven voldoen en daarbij geen beroep te doen op zijn ex-echtgenote, die mede (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de schulden. Ter zitting is voorts komen vast te staan dat er, afgezien van een beperkte vordering op Spaarbeleg die aan belanghebbendes ex-echtgenote is toegevallen, voor het overige in de boedel geen substantiële bezittingen of schulden aanwezig waren.

3. Anders dan belanghebbende meent - waar hij in zijn beroepschrift spreekt over zijn overbedeling in de schulden - is er naar het oordeel van het Hof sprake van een onderbedeling van belanghebbende en een overbedeling van belanghebbendes ex-echtgenote. Door de verplichtingen ten aanzien van bovengenoemde leningen op zich te nemen heeft belanghebbende bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap minder verkregen dan waar hij recht op had, en heeft belanghebbendes ex-echtgenote meer verkregen dan waar zij recht op had.

4. Het vierde en vijfde lid van artikel 45 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) luiden als volgt (voor zover van toepassing):

4. Renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, komen in aanmerking tot een gezamenlijk bedrag van f 5291. Voor zover het gezamenlijke bedrag van de in het vijfde lid genoemde renten van schulden meer bedraagt dan f 1059, wordt het in de eerste volzin genoemde bedrag daarmee verhoogd. (…)

5. De in het vierde lid, tweede volzin, bedoelde renten van schulden zijn: (…) renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, in verband met de verdeling van de nalatenschap of van een huwelijksgemeenschap, voor zover betrekking hebbend op schulden wegens overbedeling. (…)

5. In de Memorie van Toelichting (bij wet van 13 december 1996, Stb. 652, Kamerstukken II, 24761, nr. 3, blz 28-29) is dienaangaande opgemerkt:

"Voorts is een uitzondering opgenomen voor betaalde renten samenhangende met een schuld die voortvloeit uit een overbedeling in het kader van de verdeling van een nalatenschap of een huwelijksgemeenschap. In een dergelijke situatie is soms sprake van aftrekbare-kostenrenten en soms persoonlijke-verplichtingenrenten. Met deze uitzondering wordt voorkomen dat de fiscale behandeling op dit terrein een rol zou kunnen spelen"

6. De geldleningen bij de [a-bank en de b-bank] vloeien niet voort uit een overbedeling die is opgetreden bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap, maar hebben deze overbedeling juist bewerkstelligd. In het onderhavige geval is dan ook geen sprake van schulden wegens overbedeling zodat de daarbij betaalde rente niet valt onder artikel 45, vijfde lid, van de Wet. Het Hof overweegt voorts dat niet belanghebbende maar juist zijn ex-echtgenote is overbedeeld zodat reeds daarom belanghebbendes stelling faalt dat de door hem betaalde rente als rente uit schulden wegens overbedeling (met in acht neming van het drempelbedrag van f. 1.059,-) aftrekbaar zou zijn.

7. Aldus staat vast dat de rente op de geldleningen bij de [a-bank en de b-bank] niet valt onder de uitzonderingsbepaling van artikel 45, vijfde lid, van de Wet zodat het Hof de berekening en de correctie van de inspecteur volgt.

8. Het gelijk is aan de inspecteur, belanghebbendes beroep is ongegrond.

proceskosten:

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht acht het Hof geen termen aanwezig.

beslissing:

Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2003 te Arnhem door mr. drs. Van Amsterdam, raadsheer, lid van de negende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Gankema als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van voormelde kamer,

(J.J. Gankema) (A.M. van Amsterdam)

Afschriften aangetekend per post verzonden op: 6 oktober 2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.